H369 אַיִן
niets, niet, zonder, niet hebben (van bezit), niet bestaan, niets (waard) zijn, geen

Bijbelteksten

Jesaja 9:6Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen.
Jesaja 13:14En [een iegelijk] zal zijn als een verjaagde ree, en als een schaap, dat niemand vergadert; een iegelijk zal naar zijn volk omzien, en een iegelijk zal naar zijn land vluchten.
Jesaja 14:31Huil, gij poort, schreeuw, gij stad! gij zijt gesmolten, gij gans Palestina! want van het noorden komt een rook, en er is geen eenzame in zijn samenkomsten.
Jesaja 17:2De steden van Aroer zullen verlaten worden; voor de kudden zullen zij wezen, die zullen [daar] nederliggen, en niemand zal ze verschrikken.
Jesaja 17:14Ten tijde des avonds, ziet, zo is er verschrikking, eer het morgen is, is hij er niet meer. Dit is het deel dergenen, die ons beroven, en het lot dergenen, die ons plunderen.
Jesaja 19:7Het papiergewas bij de stromen, aan de oevers der stromen, en al het gezaaide aan de stromen, zal verdrogen; het zal weggestoten worden, en niet [meer] zijn.
Jesaja 22:22En Ik zal den sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen; en hij zal opendoen, en niemand zal sluiten, en hij zal sluiten, en niemand zal opendoen.
Jesaja 23:10Ga door [naar] uw land, als een rivier, gij dochter van Tarsis! er is geen gordel meer.
Jesaja 27:4Grimmigheid is bij Mij niet; wie zou Mij [als] een doorn [en] distel in oorlog stellen, dat Ik tegen hem zou aanvallen, [en] hem te gelijk verbranden zou?
Jesaja 33:19Gij zult niet [meer] dat stuurse volk zien, het volk, dat zo diep van spraak is, dat men het niet horen kan, van belachelijke tong, hetwelk men niet verstaan kan.
Jesaja 34:10Het zal des nachts of des daags niet uitgeblust worden, tot in der eeuwigheid zal zijn rook opgaan; van geslacht tot geslacht zal het woest zijn, tot in eeuwigheid der eeuwigheden zal niemand daar doorgaan.
Jesaja 34:12Hun edelen (doch zij zijn er niet) zullen zij [tot] het koninkrijk roepen, maar al hun vorsten zullen niets zijn.
Jesaja 37:3En zij zeiden tot hem: Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een dag der benauwdheid, en der schelding, en der lastering; want de kinderen zijn gekomen tot aan de geboorte, en er is geen kracht om te baren.
Jesaja 40:16En de Libanon is niet genoegzaam om te branden, en zijn gedierte is niet genoegzaam ten brandoffer.
Jesaja 40:17Alle volken zijn als niets voor Hem; en zij worden bij Hem geacht minder dan niet, en ijdelheid.
Jesaja 40:23Die de vorsten te niet maakt; de richters der aarde maakt Hij tot ijdelheid.
Jesaja 40:28Weet gij het niet? Hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van de einden der aarde, noch moede noch mat wordt? Er is geen doorgronding van Zijn verstand.
Jesaja 40:29Hij geeft den moeden kracht, en Hij vermenigvuldigt de sterkte dien, die geen krachten heeft.
Jesaja 41:11Ziet, zij zullen beschaamd en te schande worden, allen, die tegen u ontstoken zijn; zij zullen worden als niet, en die lieden, die met u twisten, zullen vergaan.
Jesaja 41:12Gij zult hen zoeken, maar zult hen niet vinden; de lieden, die met u kijven, zullen worden als niet, en die lieden, die met u oorlogen, als een nietig ding.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs