H408 אַל
tot niet, waar, neen, ook, niemand, geen, ook niet, niets, niet

Bijbelteksten

Psalm 27:9Verberg Uw aangezicht niet voor mij, keer Uw knecht niet af in toorn; Gij zijt mijn Hulp geweest, begeef mij niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils!
Psalm 27:12Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijders; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan, mitsgaders die wrevel uitblaast.
Psalm 28:1[Een psalm] van David. Tot U roep ik, HEERE! mijn Rotssteen, houd U niet als doof van mij af; opdat ik niet, [zo] Gij U van mij stil houdt, vergeleken worde met degenen, die in den kuil nederdalen.
Psalm 28:3Trek mij niet weg met de goddelozen, en met de werkers der ongerechtigheid, die van vrede spreken met hun naasten, maar kwaad is in hun hart.
Psalm 31:2Op U, o HEERE! betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid; help mij uit door Uw gerechtigheid.
Psalm 31:18HEERE! laat mij niet beschaamd worden, want ik roep U aan; laat de goddelozen beschaamd worden, laat hen zwijgen in het graf.
Psalm 32:9Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake.
Psalm 34:6[He. Vau.] Zij hebben op Hem gezien, ja, [Hem] als een waterstroom aangelopen; en hun aangezichten zijn niet schaamrood geworden.
Psalm 35:19Laat hen zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijand zijn; [noch] wenken met de ogen, die mij zonder oorzaak haten.
Psalm 35:22HEERE! Gij hebt het gezien, zwijg niet; Heere! wees niet verre van mij.
Psalm 35:24Doe mij recht naar Uw gerechtigheid, HEERE, mijn God! en laat hen zich over mij niet verblijden.
Psalm 35:25Laat hen niet zeggen in hun hart: Heah, onze ziel! laat hen niet zeggen: Wij hebben hem verslonden!
Psalm 36:12De voet der hovaardigen kome niet over mij, en de hand der goddelozen doe mij niet omzwerven.
Psalm 37:1[Een psalm] van David. [Aleph.] Ontsteek u niet over de boosdoeners; benijd hen niet, die onrecht doen.
Psalm 37:7[Daleth.] Zwijg den HEERE, en verbeid Hem; ontsteek u niet over dengene, wiens weg voorspoedig is; over een man, die listige aanslagen uitvoert.
Psalm 37:8[He.] Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers [niet], om kwaad te doen.
Psalm 38:2O HEERE! straf mij niet in Uw groten toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid.
Psalm 38:22Verlaat mij niet, o HEERE, mijn God! wees niet verre van mij.
Psalm 39:9Verlos mij van al mijn overtredingen; en stel mij niet tot een smaad des dwazen.
Psalm 39:13Hoor, HEERE! mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel