H559 אָמַר
denken, zeggen, spreken, toezeggen, uitdrukkelijk zeggen

Bijbelteksten

Ezechiel 28:25Alzo zegt de Heere HEERE: Als Ik het huis Israels zal vergaderd hebben uit de volken, onder dewelke zij verstrooid zijn, en Ik onder hen voor de ogen der heidenen zal geheiligd zijn, dan zullen zij in hun land wonen, dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven heb.
Ezechiel 29:1In het tiende jaar, in de tiende [maand], op den twaalfden der maand, geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
Ezechiel 29:3Spreek en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik [wil] aan u, o Farao, koning van Egypte! dien groten zeedraak, die in het midden zijner rivieren ligt; die daar zegt: Mijn rivier is de mijne, en ik heb [die] voor mij gemaakt.
Ezechiel 29:8Daarom zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal het zwaard over u brengen, en Ik zal uit u mens en beest uitroeien.
Ezechiel 29:9En Egypteland zal worden tot een wildernis en woestheid, en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben; omdat hij zegt: De rivier is mijn, en ik heb [die] gemaakt.
Ezechiel 29:13Maar zo zegt de Heere HEERE: Ten einde van veertig jaren zal Ik de Egyptenaars vergaderen uit de volken, waarhenen zij verstrooid zijn geworden.
Ezechiel 29:17Voorts gebeurde het in het zeven en twintigste jaar, in de eerste [maand], op den eersten der maand, [dat] het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende:
Ezechiel 29:19Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal Nebukadrezar, den koning van Babel, Egypteland geven; en hij zal deszelfs buit buiten, en deszelfs roof roven, en het zal het loon zijn voor zijn heir.
Ezechiel 30:1Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
Ezechiel 30:2Mensenkind! profeteer, en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Huilt: Ach die dag!
Ezechiel 30:6Zo zegt de HEERE: Ja, zij zullen vallen, die Egypte ondersteunen, en de hovaardij harer sterkte zal nederdalen; van den toren van Syene af zullen zij daarin door het zwaard vallen, spreekt de Heere HEERE.
Ezechiel 30:10Zo zegt de Heere HEERE: Ja, Ik zal de menigte van Egypte doen ophouden, door de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel.
Ezechiel 30:13Zo zegt de Heere HEERE: Ik zal ook de drekgoden verdoen, en de nietige afgoden doen ophouden uit Nof; en er zal geen vorst meer zijn uit Egypteland; en Ik zal een vreze in Egypteland stellen.
Ezechiel 30:20Ook gebeurde het in het elfde jaar, in de eerste [maand], op den zevenden der maand, [dat] het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende:
Ezechiel 30:22Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Ziet, Ik [wil] aan Farao, den koning van Egypte, en zal zijn armen verbreken, [beide] den sterken en den verbrokenen; en Ik zal het zwaard uit zijn hand doen vallen.
Ezechiel 31:1Het gebeurde ook in het elfde jaar, in de derde [maand], op den eersten der maand, [dat] des HEEREN woord tot mij geschiedde, zeggende:
Ezechiel 31:2Mensenkind! zeg tot Farao, den koning van Egypte, en tot zijn menigte: Wien zijt gij gelijk in uw grootheid?
Ezechiel 31:10Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Omdat gij u verheven hebt over [uw] stam, ja, hij stak zijn top op boven het midden der dichte takken, en zijn hart verhief zich over zijn hoogte;
Ezechiel 31:15Zo zegt de Heere HEERE: Ten dage, als hij ter helle nederdaalde, maakte Ik een treuren; Ik bedekte om zijnentwil den afgrond, en weerde de stromen van dien, en de grote wateren werden geschut; en Ik maakte den Libanon om zijnentwil zwart, en al het geboomte des velds was om zijnentwil bewonden.
Ezechiel 32:1Het gebeurde ook in het twaalfde jaar, in de twaalfde maand op den eersten der maand, [dat] het woord des HEEREN tot mij geschiedde, zeggende:

Mede mogelijk dankzij

Hadderech