H595 אָנֹכִי
ik, wat mij betreft (, mij

Bijbelteksten

2 Koningen 4:13(Want hij had hem gezegd: Zeg nu tot haar: Zie, gij zijt zorgvuldig voor ons geweest, met al deze zorgvuldigheid; wat is er voor u te doen? Is er iets om voor u te spreken tot den koning, of tot den krijgsoverste? En zij had gezegd: Ik woon in het midden mijns volks.
2 Koningen 22:19Omdat uw hart week geworden is, en gij u voor het aangezicht des HEEREN vernederd hebt, als gij hoordet, wat Ik gesproken heb tegen deze plaats en derzelver inwoners, dat zij tot een verwoesting en vloek zullen worden, en dat gij uw klederen gescheurd en voor Mijn aangezicht geweend hebt; zo heb Ik [u] ook verhoord, spreekt de HEERE.
1 Kronieken 17:1Het geschiedde nu, als David in zijn huis woonde, dat David tot Nathan, den profeet, zeide: Zie, ik woon in een cederen huis, maar de ark des verbonds des HEEREN onder gordijnen.
Nehemia 1:6Laat toch Uw oor opmerkende, en Uw ogen open zijn, om te horen naar het gebed Uws knechts, dat ik heden voor Uw aangezicht bid, dag en nacht, voor de kinderen Israels, Uw knechten; en ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israels, die wij tegen U gezondigd hebben; ook ik en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd.
Job 9:14Hoeveel te min zal ik Hem antwoorden, [en] mijn woorden uitkiezen tegen Hem?
Job 9:29Ik zal [toch] goddeloos zijn; waarom dan zal ik ijdellijk arbeiden?
Job 9:35Zo zal ik spreken, en Hem niet vrezen; want zodanig ben ik niet bij mij.
Job 12:3Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen?
Job 13:2Gelijk gijlieden [het] weet, weet ik het ook; ik zwicht niet voor u.
Job 13:22Roep dan, en ik zal antwoorden; of ik zal spreken, en geef mij antwoord.
Job 14:15Dat Gij zoudt roepen, en ik U zou antwoorden, dat Gij tot het werk Uwer handen zoudt begerig zijn.
Job 16:4Zou ik ook, als gijlieden, spreken, indien uw ziel ware in mijner ziele plaats? Zou ik woorden tegen u samenhopen, en zou ik over u met mijn hoofd schudden?
Job 21:3Verdraagt mij, en ik zal spreken; en nadat ik gesproken zal hebben, spot [dan].
Job 21:4Is (mij aangaande) mijn klacht tot den mens? Doch of het zo ware, waarom zou mijn geest niet verdrietig zijn?
Job 29:16Ik was den nooddruftigen een vader; en het geschil, [dat] ik niet wist, dat onderzocht ik.
Job 33:9Ik ben rein, zonder overtreding; ik ben zuiver, en heb geen misdaad.
Job 33:31Merk op, o Job! Hoor naar mij; zwijg, en ik zal spreken.
Job 42:4Hoor toch, en ik zal spreken; ik zal U vragen, en onderricht Gij mij.
Psalm 22:7Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk.
Psalm 39:13Hoor, HEERE! mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel