H854 אֵת
op, met hulp van, voor, met, uit, in, tegen, bij, onder, jegens

Bijbelteksten

Psalm 66:20Geloofd zij God, Die mijn gebed niet heeft afgewend, noch Zijn goedertierenheid van mij.
Psalm 67:2God zijn ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aanschijn aan ons lichten. Sela.
Psalm 74:9Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang.
Psalm 78:8En dat zij niet zouden worden gelijk hun vaders, een wederhorig en wederspannig geslacht; een geslacht, [dat] zijn hart niet richtte, en welks geest niet getrouw was met God.
Psalm 105:9[Des verbonds,] dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak;
Psalm 105:28Hij zond duisternis, en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig.
Psalm 109:2Want de mond des goddelozen en de mond des bedrogs zijn tegen mij opengedaan; zij hebben met mij gesproken met een valse tong.
Psalm 109:21Maar Gij, o HEERE Heere! maak het met mij om Uws Naams wil; dewijl Uw goedertierenheid goed is, verlos mij.
Psalm 125:5Maar die zich neigen [tot] hun kromme wegen, die zal de HEERE weg doen gaan met de werkers der ongerechtigheid. Vrede zal over Israel zijn!
Psalm 127:5Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker met dezelve gevuld heeft; zij zullen niet beschaamd worden, als zij met de vijanden spreken zullen in de poort.
Psalm 132:1Een lied Hammaaloth. O HEERE! gedenk aan David, aan al zijn lijden;
Psalm 141:4Neig mijn hart niet tot een kwade zaak, om enigen handel in goddeloosheid te handelen, met mannen, die ongerechtigheid werken; en dat ik niet ete van hun lekkernijen.
Psalm 143:2En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.
Spreuken 1:11Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak;
Spreuken 1:15Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.
Spreuken 2:1Mijn zoon! zo gij mijn redenen aanneemt, en mijn geboden bij u weglegt;
Spreuken 3:28Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is.
Spreuken 3:29Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont.
Spreuken 5:17Laat ze de uwe alleen zijn, en van geen vreemde met u.
Spreuken 7:1Mijn zoon, bewaar mijn redenen, en leg mijn geboden bij u weg.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel