H995 בִּין
aandacht zijn - alleen bepalen bij, aanmerken, achten op, acht geven op, acht nemen op, begrijpen, a

Bijbelteksten

Job 18:2Hoe lang is het, dat gijlieden een einde van woorden zult maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken.
Job 23:5Ik zou de redenen weten, die Hij mij antwoorden zou; en verstaan, wat Hij mij zeggen zou.
Job 23:8Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts, zo verneem ik Hem niet.
Job 23:15Hierom word ik voor Zijn aangezicht beroerd; aanmerk het, en vrees voor Hem;
Job 26:14Ziet, dit zijn [maar] uiterste einden Zijner wegen; en wat een klein stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord? Wie zou dan den donder Zijner mogendheden verstaan?
Job 28:23God verstaat haar weg, en Hij weet haar plaats.
Job 30:20Ik schrei tot U, maar Gij antwoordt mij niet; ik sta, maar Gij acht [niet] op mij.
Job 31:1Ik heb een verbond gemaakt met mijn ogen; hoe zou ik dan acht gegeven hebben op een maagd?
Job 32:8Zekerlijk de geest, die in den mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden verstandig.
Job 32:9De groten zijn niet wijs, en de ouden verstaan het recht [niet].
Job 32:12Als ik nu acht op u gegeven heb, ziet, er is niemand, die Job overreedde, die uit ulieden zijn redenen beantwoordde;
Job 36:29Kan men ook verstaan de uitbreidingen der wolken, [en] de krakingen Zijner hutte?
Job 37:14Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods.
Job 38:18Zijt gij met uw verstand gekomen tot aan de breedte der aarde? Geef het te kennen, indien gij dit alles weet.
Job 38:20Dat gij dat brengen zoudt tot zijn pale, en dat gij merken zoudt de paden zijns huizes?
Job 42:3Wie is hij, [zegt Gij], die den raad verbergt zonder wetenschap? Zo heb ik dan verhaald, hetgeen ik niet verstond, dingen, die voor mij te wonderbaar waren, die ik niet wist.
Psalm 5:2O HEERE, neem mijn redenen ter ore; versta mijn overdenking.
Psalm 19:13Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene [afdwalingen].
Psalm 28:5Omdat zij niet letten op de daden des HEEREN, noch op het werk Zijner handen, zo zal Hij hen afbreken en zal hen niet bouwen.
Psalm 32:9Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen