H1077 בַּל
niet meer, geen, en, opdat niet, zelfs niet, niet

Bijbelteksten

1 Kronieken 16:30Schrikt voor Zijn aangezicht, gij, gehele aarde! Ook zal de wereld bevestigd worden, dat zij niet bewogen worde.
Job 41:14De stukken van zijn vlees kleven samen; elkeen is vast in hem, het wordt niet bewogen.
Psalm 10:4De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoog steekt, onderzoekt niet; al zijn gedachten zijn, dat er geen God is.
Psalm 10:6Hij zegt in zijn hart; Ik zal niet wankelen; want [ik] zal van geslacht tot geslacht in geen kwaad zijn.
Psalm 10:11Hij zegt in zijn hart: God heeft het vergeten, Hij heeft Zijn aangezicht verborgen, Hij ziet niet in eeuwigheid.
Psalm 10:15Breek den arm des goddelozen en bozen; zoek zijn goddeloosheid, [totdat] Gij haar niet vindt.
Psalm 10:18Om den wees en verdrukte recht te doen; opdat een mens van de aarde niet meer voortvare geweld te bedrijven.
Psalm 16:2[O mijn ziel!] gij hebt tot den HEERE gezegd: Gij zijt de HEERE, mijn goedheid [raakt] niet tot U;
Psalm 16:4De smarten dergenen, die een anderen [God] begiftigen, zullen vermenigvuldigd worden; ik zal hun drankofferen van bloed niet offeren, en hun namen op mijn lippen niet nemen.
Psalm 16:8Ik stel den HEERE geduriglijk voor mij, omdat Hij aan mijn rechterhand is, zal ik niet wankelen.
Psalm 17:3Gij hebt mijn hart geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets; [hetgeen] ik gedacht heb, overtreedt mijn mond niet.
Psalm 17:5Houdende mijn gangen in Uw sporen, opdat mijn voetstappen niet zouden wankelen.
Psalm 21:3Gij hebt hem zijns harten wens gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij niet geweerd. Sela.
Psalm 21:8Want de koning vertrouwt op den HEERE, en door de goedertierenheid des Allerhoogsten zal hij niet wankelen.
Psalm 21:12Want zij hebben kwaad tegen U aangelegd; zij hebben een schandelijke daad bedacht, [doch] zullen niets vermogen.
Psalm 30:7Ik zeide wel in mijn voorspoed: Ik zal niet wankelen in eeuwigheid.
Psalm 32:9Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, welks muil men breidelt met toom en gebit, opdat het tot u niet genake.
Psalm 46:6God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen in het aanbreken van den morgenstond.
Psalm 49:13De mens nochtans, [die] in waarde is, blijft niet; hij wordt gelijk als de beesten, [die] vergaan.
Psalm 57:10Ik zal U loven onder de volken, o Heere! ik zal U psalmzingen onder de natien.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs