H1104 בָּלַע
inwinden, inslokken, vernietigen, verslinden, inzwelgen, voor een, verzwelgen
Genesis 41:7 | En de dunne aren verslonden de zeven vette en volle aren. Toen ontwaakte Farao, en ziet, het was een droom. |
Genesis 41:24 | En de zeven dunne aren verslonden die zeven goede aren. En ik heb het den tovenaars gezegd; maar er was niemand, die het mij verklaarde. |
Exodus 7:12 | Want een iegelijk wierp zijn staf neder, en zij werden tot draken; maar Aarons staf verslond hun staven. |
Exodus 15:12 | Gij hebt Uw rechterhand uitgestrekt, de aarde heeft hen verslonden! |
Numeri 4:20 | Doch zij zullen niet inkomen om te zien, als men het heiligdom inwindt, opdat zij niet sterven. |
Numeri 16:30 | Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles wat hunner is, en zij levend ter helle zullen nedervaren; alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben. |
Numeri 16:32 | En de aarde opende haar mond, en verslond hen met hun huizen, en alle mensen, die Korach toebehoorden, en al de have. |
Numeri 16:34 | En het ganse Israel, dat rondom hen was, vlood voor hun geschrei; want zij zeiden: Dat ons de aarde misschien niet verslinde! |
Numeri 26:10 | En de aarde haar mond opendeed, en verslond hen met Korach, als die vergadering stierf, toen het vuur tweehonderd en vijftig mannen verteerde, en werden tot een teken. |
Deuteronomium 11:6 | Daarboven, wat Hij gedaan heeft aan Dathan, en aan Abiram, zonen van Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond opendeed, en hen verslond met hun huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun aanging, in het midden van gans Israel. |
2 Samuel 17:16 | Nu dan, zendt haastelijk henen, en boodschapt David, zeggende: Vernacht dezen nacht niet in de vlakke velden der woestijn, en ook ga spoedig over; opdat de koning niet verslonden worde, en al het volk, dat met hem is. |
2 Samuel 20:19 | Ik ben een van de vreedzamen, van de getrouwen in Israël, en gij zoekt te doden een stad, die een moeder is in Israël; waarom zoudt gij het erfdeel des HEEREN verslinden? |
2 Samuel 20:20 | Toen antwoordde Joab, en zeide: Het zij verre, het zij verre van mij, dat ik zou verslinden, en dat ik zou verderven. |
Job 2:3 | En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij [ook] acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn oprechtigheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst hebt, om hem te verslinden zonder oorzaak. |
Job 7:19 | Hoe lang keert Gij U niet af van mij, [en] laat niet van mij af, totdat ik mijn speeksel inzwelge? |
Job 8:18 | [Maar] als [God] hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, [zeggende]: Ik heb u niet gezien. |
Job 10:8 | Uw handen doen mij smart aan, hoewel zij mij gemaakt hebben, te zamen rondom [mij] zijn zij, en Gij verslindt mij. |
Job 20:15 | Hij heeft goed ingeslokt, maar zal het uitspuwen; God zal het uit zijn buik uitdrijven. |
Job 20:18 | Den arbeid zal hij wedergeven en niet inslokken; naar het vermogen zijner verandering, zo zal hij van vreugde niet opspringen. |
Job 37:20 | Zal het Hem verteld worden, als ik [zo] zou spreken? Denkt iemand [dat], gewisselijk, hij zal verslonden worden. |