H1129 בָּנָה
bebouwen, betimmeren (, bouw de, bouwen, arbeiders, afschieten (, bouwlieden, bouwers
Nehemia 4:17 | Die aan den muur bouwden, en die den last droegen, [en] die oplaadden, waren een ieder met zijn ene hand doende aan het werk, en de andere hield het geweer. |
Nehemia 4:18 | En de bouwers hadden een iegelijk zijn zwaard aan zijn lenden gegord, en bouwden; maar die met de bazuin blies, was bij mij. |
Nehemia 6:1 | Voorts is het geschied, als van Sanballat, en Tobia, en van Gesem, den Arabier, en van onze andere vijanden gehoord was, dat ik den muur gebouwd had, en dat geen scheur daarin was overgelaten; ook had ik tot dezen tijd toe de deuren niet opgezet in de poorten; |
Nehemia 6:6 | Daarin was geschreven: Het is onder de volken gehoord, en Gasmu zegt: Gij en de Joden denkt te rebelleren, daarom bouwt gij den muur, en gij zult hun ten koning zijn; naar dat deze zaken zijn. |
Nehemia 7:1 | Voorts geschiedde het, als de muur gebouwd was, dat ik de deuren oprichtte, en de poortiers, en de zangers, en de Levieten werden besteld. |
Nehemia 7:4 | De stad nu was wijd van ruimte en groot; doch des volks was weinig daarbinnen; en de huizen waren niet gebouwd. |
Nehemia 12:29 | En uit het huis van Gilgal, en uit de velden van Geba en Asmaveth; want de zangers hadden zich dorpen gebouwd rondom Jeruzalem. |
Job 3:14 | Met de koningen en raadsheren der aarde, die voor zich woeste plaatsen bebouwden; |
Job 12:14 | Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden. |
Job 20:19 | Omdat hij onderdrukt heeft, de armen verlaten heeft, een huis geroofd heeft, dat hij niet opgebouwd had; |
Job 22:23 | Zo gij u bekeert tot den Almachtige, gij zult gebouwd worden; doe het onrecht verre van uw tenten. |
Job 27:18 | Hij bouwt zijn huis als een motte, en als een hoeder de hutte maakt. |
Psalm 28:5 | Omdat zij niet letten op de daden des HEEREN, noch op het werk Zijner handen, zo zal Hij hen afbreken en zal hen niet bouwen. |
Psalm 51:20 | Doe wel bij Sion naar Uw welbehagen; bouw de muren van Jeruzalem op. |
Psalm 69:36 | Want God zal Sion verlossen, en de steden van Juda bouwen; en aldaar zullen zij wonen, en haar erfelijk bezitten; |
Psalm 78:69 | En Hij bouwde Zijn heiligdom als hoogten, als de aarde, die Hij gegrond heeft in eeuwigheid. |
Psalm 89:3 | Want ik heb gezegd: Uw goedertierenheid zal eeuwiglijk gebouwd worden; in de hemelen zelve hebt Gij Uw waarheid bevestigd, [zeggende:] |
Psalm 89:5 | Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uw troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Sela. |
Psalm 102:17 | Als de HEERE Sion zal opgebouwd hebben, in Zijn heerlijkheid zal verschenen zijn, |
Psalm 118:22 | De steen, [dien] de bouwlieden verworpen hadden, is tot een hoofd des hoeks geworden. |