H1144 בִּנְיָמִין
Benjaminpoort, Benjamin, Benjamin, Benjaminiet(en), Gebea-benjamin
Numeri 2:22 | Daartoe de stam van Benjamin; en Abidan, de zoon van Gideoni, zal de overste der zonen van Benjamin zijn. |
Numeri 7:60 | Op den negenden dag [offerde] de overste der kinderen van Benjamin, Abidan, de zoon van Gideoni. |
Numeri 10:24 | En over het heir van den stam der kinderen van Benjamin was Abidan, de zoon van Gideoni. |
Numeri 13:9 | Van den stam van Benjamin, Palti, de zoon van Rafu. |
Numeri 26:38 | De zonen van Benjamin, naar hun geslachten: van Bela het geslacht der Belaieten; van Asbel het geslacht der Asbelieten; van Ahiram het geslacht der Ahiramieten; |
Numeri 26:41 | Dat zijn de zonen van Benjamin, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf en veertig duizend en zeshonderd. |
Numeri 34:21 | Van den stam van Benjamin, Elidad, zoon van Chislon; |
Deuteronomium 27:12 | Dezen zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn: Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin. |
Deuteronomium 33:12 | En van Benjamin zeide hij: De beminde des HEEREN, hij zal zeker bij Hem wonen. Hij zal hem den gansen dag overdekken, en tussen Zijn schouders zal hij wonen! |
Jozua 18:11 | En het lot van den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun lot ging uit tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef. |
Jozua 18:20 | De Jordaan nu bepaalt haar aan den hoek naar het oosten. Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, in hun landpalen rondom, naar hun huisgezinnen. |
Jozua 18:21 | De steden nu van den stam der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen, zijn: Jericho, en Beth-hogla, en Emek-keziz, |
Jozua 18:28 | En Zela, Elef en Jebusi (deze is Jeruzalem), Gibath, Kirjath: veertien steden mitsgaders haar dorpen. Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen. |
Jozua 21:4 | Toen ging het lot uit voor de huisgezinnen der Kahathieten; en voor de kinderen van Aaron, den priester, uit de Levieten, waren van den stam van Juda, en van den stam van Simeon, en van den stam van Benjamin, door het lot, dertien steden. |
Jozua 21:17 | En van den stam van Benjamin, Gibeon en haar voorsteden, Geba en haar voorsteden; |
Richteren 1:21 | Doch de kinderen van Benjamin hebben de Jebusieten, te Jeruzalem wonende, niet verdreven; maar de Jebusieten woonden met de kinderen van Benjamin te Jeruzalem, tot op dezen dag. |
Richteren 5:14 | Uit Efraim was hun wortel tegen Amalek. Achter u was Benjamin onder uw volken. Uit Machir zijn de wetgevers afgetogen, en uit Zebulon, trekkende door den staf des schrijvers. |
Richteren 10:9 | Daartoe togen de kinderen Ammons over de Jordaan, om te krijgen, zelfs tegen Juda, en tegen Benjamin, en tegen het huis van Efraim; zodat het Israel zeer bang werd. |
Richteren 19:14 | Alzo togen zij voort, en wandelden; en de zon ging hun onder bij Gibea, dewelke Benjamins is; |
Richteren 20:3 | (De kinderen Benjamins nu hoorden, dat de kinderen Israels opgetogen waren naar Mizpa.) En de kinderen Israels zeiden: Spreekt, hoe is dit kwaad geschied? |