H1272 בָּרַח
vlieden, verdrijven, dwars doorlopende, vluchten, op de vlucht zijn, doorschieten, de vlucht nemen

Bijbelteksten

Nehemia 13:10Ook vernam ik, dat der Levieten deel [hun] niet gegeven was; zodat de Levieten en de zangers, die het werk deden, gevloden waren, een iegelijk naar zijn akker.
Nehemia 13:28Ook was er [een] van de kinderen van Jojada, den zoon van Eljasib, den hogepriester, schoonzoon geworden van Sanballat, den Horoniet; daarom jaagde ik hem van mij weg.
Job 9:25En mijn dagen zijn lichter geweest dan een loper; zij zijn weggevloden, zij hebben het goede niet gezien.
Job 14:2Hij komt voort als een bloem, en wordt afgesneden; ook vlucht hij als een schaduw, en bestaat niet.
Job 20:24Hij zij gevloden van de ijzeren wapenen, de stalen boog zal hem doorschieten.
Job 27:22En [God] zal [dit] over hem werpen, en niet sparen; van Zijn hand zal hij snellijk vlieden.
Job 41:19De pijl zal hem niet doen vlieden, de slingerstenen worden hem in stoppelen veranderd.
Psalm 3:1Een psalm van David, als hij vlood voor het aangezicht van zijn zoon Absalom.
Psalm 57:1Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altascheth; als hij voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk.
Psalm 139:7Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht?
Spreuken 19:26Wie den vader verwoest, [of] de moeder verjaagt, is een zoon, die beschaamd maakt, en schande aandoet.
Hooglied 8:14Kom haastelijk, mijn Liefste! en wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp der herten op de bergen der specerijen.
Jesaja 22:3Al uw oversten zijn te zamen weggevlucht; zij zijn van de schutters gebonden, allen, die in u gevonden zijn, zijn samengebonden, zij zijn van verre gevloden.
Jesaja 48:20Gaat uit van Babel, vliedt van de Chaldeen, verkondigt met de stemme des gejuichs, doet zulks horen, brengt het uit tot aan het einde der aarde, zegt: De HEERE heeft Zijn knecht Jakob verlost!
Jeremia 4:29Van het geroep der ruiteren en boogschutters vluchten al de steden; zij gaan in de wolken, en klimmen op de rotsen; al de steden zijn verlaten, zodat niemand in dezelve woont.
Jeremia 26:21En als de koning Jojakim, mitsgaders al zijn geweldigen, en al de vorsten zijn woorden hoorden, zocht de koning hem te doden; als Uria [dat] hoorde, zo vreesde hij, en vluchtte, en kwam in Egypte;
Jeremia 39:4En het geschiedde, als Zedekia, de koning van Juda, en al de krijgslieden hen zagen, zo vloden zij, en togen bij nacht uit de stad, [door] den weg van des konings hof, door de poort tussen de twee muren; en hij toog uit [door] den weg des vlakken velds.
Jeremia 52:7Toen werd de stad doorgebroken, en al de krijgslieden vloden, en trokken uit des nachts, uit de stad, door den weg der poort tussen de twee muren, die aan des konings hof waren (de Chaldeen nu waren tegen de stad rondom), en zij togen [door] den weg des vlakken velds.
Daniel 10:7En ik, Daniel, alleen zag dat gezicht, maar de mannen, die bij mij waren, zagen dat gezicht niet; doch een grote verschrikking viel op hen, en zij vloden, om zich te versteken.
Hosea 12:13Jakob vlood toch [naar] het veld van Syrie, en Israel diende om een vrouw, en hoedde om een vrouw.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen