H1280 בְּרִיחַ
grendelboom, grendelen, dwarsbalk, grendels, richel, balken, richelen, grendel, dwarsbalken
Exodus 26:26 | Gij zult ook richelen maken van sittimhout; vijf aan de berderen van de ene zijde des tabernakels; |
Exodus 26:27 | En vijf richelen aan de berderen van de andere zijde des tabernakels; alsook vijf richelen aan de berderen van de zijde des tabernakels, aan de beide zijden westwaarts. |
Exodus 26:28 | En de middelste richel zal midden aan de berderen zijn, doorschietende van het ene einde tot het andere einde. |
Exodus 26:29 | En gij zult de berderen met goud overtrekken, en hun ringen (de plaatsen voor de richelen) zult gij van goud maken; de richelen zult gij ook met goud overtrekken. |
Exodus 35:11 | Den tabernakel, zijn tent en zijn deksel, zijn haakjes en zijn berderen, zijn richelen, zijn pilaren, en zijn voeten; |
Exodus 36:31 | Hij maakte ook richelen van sittimhout; vijf aan de berderen der ene zijde des tabernakels; |
Exodus 36:32 | En vijf richelen aan de berderen van de andere zijde des tabernakels; alsook vijf richelen aan de berderen des tabernakels, aan de beide zijden westwaarts. |
Exodus 36:33 | En hij maakte de middelste richel doorschietende in het midden der berderen, van het ene einde tot het andere einde. |
Exodus 36:34 | En hij overtrok de berderen met goud, en hun ringen (de plaatsen voor de richelen) maakte hij van goud; de richelen overtrok hij ook met goud. |
Exodus 39:33 | Daarna brachten zij den tabernakel tot Mozes, de tent, en al haar gereedschap, haar haakjes, haar berderen, haar richelen, en haar pilaren, en haar voeten; |
Exodus 40:18 | Want Mozes richtte den tabernakel op, en zette zijn voeten, en stelde zijn berderen, en zette zijn richelen daaraan, en hij richtte deszelfs pilaren op. |
Numeri 3:36 | En het opzicht der wachten van de zonen van Merari zal zijn over de berderen des tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten, en al zijn gereedschap, en al [wattot] zijn dienst [behoort]; |
Numeri 4:31 | Dit zal nu zijn de onderhouding van hun last, naar al hun dienst, in de tent der samenkomst: de berderen des tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten; |
Deuteronomium 3:5 | Al die steden waren met hoge muren, poorten en grendelen gesterkt, behalve zeer vele onbemuurde steden. |
Richteren 16:3 | Maar Simson lag tot middernacht toe; toen stond hij op ter middernacht, en hij greep de deuren der stadspoort met de beide posten, en nam ze weg met den grendelboom, en legde ze op zijn schouderen, en droeg ze opwaarts op de hoogte des bergs, die in het gezicht van Hebron is. |
1 Samuel 23:7 | Als aan Saul te kennen gegeven werd, dat David te Kehila gekomen was, zo zeide Saul: God heeft hem in mijn hand overgegeven, want hij is besloten, komende in een stad met poorten en grendelen. |
1 Koningen 4:13 | De zoon van Geber was te Ramoth in Gilead; hij had de dorpen van Jair, den zoon van Manasse, die in Gilead zijn; [ook] had hij de streek van Argob, welke is in Basan, zestig grote steden, met muren en koperen grendelen. |
2 Kronieken 8:5 | Ook bouwde hij het hoge Beth-horon en het neder Beth-horon, vaste steden met muren, deuren en grendelen; |
2 Kronieken 14:7 | Want hij zeide tot Juda: Laat ons deze steden bouwen, en muren daarom trekken, en torens, deuren en grendelen, terwijl het land nog is voor ons aangezicht; want wij hebben den HEERE, onzen God, gezocht, wij hebben [Hem] gezocht, en Hij heeft ons rondom henen rust gegeven. Zo bouwden zij en hadden voorspoed. |
Nehemia 3:3 | De Vispoort nu bouwden de kinderen van Senaa; zij zolderden die, en richtten haar deuren op, [met] haar sloten en haar grendelen. |