H1471 גּוֹי
volkeren, volk, natie, natien, volken, heidenen
Jeremia 49:36 | En Ik zal de vier winden uit de vier hoeken des hemels over Elam aanbrengen, en zal hen in al diezelve winden verstrooien; en er zal geen volk zijn, waarhenen Elams verdrevenen niet zullen komen. |
Jeremia 50:2 | Verkondigt onder de heidenen, en doet horen, en werpt een banier op, laat horen, verbergt het niet; zegt: Babel is ingenomen, Bel is beschaamd, Merodach is verpletterd, haar afgoden zijn beschaamd, haar drekgoden zijn verpletterd! |
Jeremia 50:3 | Want een volk komt tegen haar op van het noorden; dat zal haar land zetten in verwoesting, dat er geen inwoner in zal zijn; van de mensen aan tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan! |
Jeremia 50:9 | Want ziet, Ik zal een verzameling van grote volken uit het land van het noorden verwekken, en tegen Babel opbrengen; die zullen zich tegen haar rusten; van daar zal zij ingenomen worden; hun pijlen zullen zijn als eens kloeken helds, geen zal ledig wederkeren. |
Jeremia 50:12 | Zo is uw moeder zeer beschaamd; die u gebaard heeft, is schaamrood geworden; ziet, zij is geworden de achterste der heidenen, een woestijn, dorheid en wildernis. |
Jeremia 50:23 | Hoe is de hamer der ganse aarde [zo] afgehouwen en verbroken! Hoe is Babel geworden tot een ontzetting onder de heidenen. |
Jeremia 50:41 | Ziet, daar komt een volk uit het noorden; en een grote natie, en geweldige koningen zullen van de zijden der aarde opgewekt worden. |
Jeremia 50:46 | De aarde is bevende geworden van het geluid der inneming van Babel, en het gekrijt is gehoord onder de volken. |
Jeremia 51:7 | Babel was een gouden beker in de hand des HEEREN, die de ganse aarde dronken maakte; de volken hebben van haar wijn gedronken, daarom zijn de volken dol geworden. |
Jeremia 51:20 | Gij zijt Mij een voorhamer, [en] krijgswapenen; en door u zal Ik volken in stukken slaan, en door u zal Ik koninkrijken verderven. |
Jeremia 51:27 | Verheft de banier in het land, blaast de bazuin onder de heidenen, heiligt de heidenen tegen haar, roept tegen haar bijeen de koninkrijken van Ararat, Minni en Askenaz; bestelt een krijgsoverste tegen haar, brengt paarden opwaarts, als ruige kevers! |
Jeremia 51:28 | Heiligt tegen haar de heidenen, de koningen van Medie, haar landvoogden en al haar overheden, ja, het ganse land harer heerschappij. |
Jeremia 51:41 | Hoe is Sesach [zo] veroverd, en de roem der ganse aarde ingenomen! Hoe is Babel geworden tot een ontzetting onder de heidenen! |
Jeremia 51:44 | En Ik zal bezoeking doen over Bel te Babel, en Ik zal uit zijn muil uithalen, wat hij verslonden heeft; en de heidenen zullen niet meer tot hem toevloeien, [want] ook Babels muur is gevallen. |
Klaagliederen 1:1 | [Aleph.] Hoe zit die stad [zo] eenzaam, die vol volks was, zij is als een weduwe geworden, zij, die groot was onder de heidenen, een vorstin onder de landschappen, is cijnsbaar geworden. |
Klaagliederen 1:3 | [Gimel.] Juda is in gevangenis gegaan vanwege de ellende, en vanwege de veelheid der dienstbaarheid; zij woont onder de heidenen, zij vindt geen rust; al haar vervolgers achterhalen ze tussen de engten. |
Klaagliederen 1:10 | [Jod.] De tegenpartijder heeft zijn hand aan al haar gewenste dingen uitgebreid; immers heeft zij aangezien, dat de heidenen in haar heiligdom gingen, waarvan Gij geboden hadt, dat zij in Uw gemeente niet komen zouden. |
Klaagliederen 2:9 | [Teth.] Haar poorten zijn in de aarde verzonken; Hij heeft haar grendelen verdorven en gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder de heidenen; er is geen wet; haar profeten vinden ook geen gezicht van den HEERE. |
Klaagliederen 4:15 | [Samech.] Zij riepen tot hen: Wijkt, [hier is] een onreine wijkt, wijkt, roert niet aan! Zekerlijk, zij zijn weggevlogen, ja, weggezworven; zij zeiden onder de heidenen: Zij zullen er niet langer wonen. |
Klaagliederen 4:17 | [Ain.] Nog bezweken ons onze ogen, [ziende] naar onze ijdele hulp; wij gaapten met ons gapen op een volk, [dat] niet kon verlossen. |