H1730 דּוֹד
geliefde, liefste, liefsten, beminde, liefde, oom, uitnemende liefde

Bijbelteksten

Hooglied 2:9Mijn Liefste is gelijk een ree, of een welp der herten; ziet, Hij staat achter onzen muur, kijkende uit de vensteren, blinkende uit de tralien.
Hooglied 2:10Mijn Liefste antwoordt, en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom!
Hooglied 2:16Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn, Die weidt onder de lelien,
Hooglied 2:17Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk een ree, of een welp der herten, op de bergen van Bether.
Hooglied 4:10Hoe schoon is uw uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! hoeveel beter is uw uitnemende liefde dan wijn, en de reuk uwer olien dan alle specerijen!
Hooglied 4:16Ontwaak, noordenwind! en kom, Gij zuidenwind! doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen [uitvloeien]. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate zijn edele vruchten!
Hooglied 5:1Ik ben in Mijn hof gekomen, o Mijn zuster, o bruid! Ik heb Mijn mirre geplukt met Mijn specerij; Ik heb Mijn honigraten met Mijn honig gegeten; Ik heb Mijn wijn, mitsgaders Mijn melk gedronken. Eet, vrienden! drinkt, en wordt dronken, o liefsten!
Hooglied 5:2Ik sliep, maar mijn hart waakte, de stem mijns Liefsten, Die klopte, was: Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijn duive, Mijn volmaakte! want Mijn hoofd is vervuld met dauw, Mijn haarlokken met nachtdruppen.
Hooglied 5:4Mijn Liefste trok Zijn hand van het gat [der deur]; en mijn ingewand werd ontroerd om Zijnentwil.
Hooglied 5:5Ik stond op, om mijn Liefste open te doen; en mijn handen drupten [van] mirre, en mijn vingers [van] vloeiende mirre, op de handvaten des slots.
Hooglied 5:6Ik deed mijn Liefste open, maar mijn Liefste was geweken, Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn spreken; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet, ik riep Hem, doch Hij antwoordde mij niet.
Hooglied 5:8Ik bezweer u, gij dochters van Jeruzalem! indien gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? Dat ik krank ben van liefde.
Hooglied 5:9Wat is uw Liefste meer dan een [ander] liefste, o gij schoonste onder de vrouwen! wat is uw Liefste meer dan een [ander] liefste, dat gij ons zo bezworen hebt!
Hooglied 5:10Mijn Liefste is blank en rood, Hij draagt de banier boven tien duizend.
Hooglied 5:16Zijn gehemelte is enkel zoetigheid, en al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk een is mijn Liefste; ja, zulk een is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem!
Hooglied 6:1Waar is uw Liefste heengegaan, o gij schoonste onder de vrouwen? Waarheen heeft uw Liefste het aangezicht gewend, opdat wij Hem met u zoeken?
Hooglied 6:2Mijn Liefste is afgegaan in Zijn hof, tot de specerijbedden, om te weiden in de hoven, en om de lelien te verzamelen.
Hooglied 6:3Ik ben mijns Liefsten, en mijn Liefste is mijn, Die onder de lelien weidt.
Hooglied 7:9En uw gehemelte als goede wijn, die recht tot mijn Beminde gaat, doende de lippen der slapenden spreken.
Hooglied 7:10Ik ben mijns Liefsten, en Zijn genegenheid is tot mij.

Mede mogelijk dankzij