H2088 זֶה
deze (man), hier, van hier, dezen zelfden, die, dat, dit, deze, nu

Bijbelteksten

Jesaja 23:13Ziet, het land der Chaldeen; dit volk was er niet; Assur heeft het gefondeerd voor degenen, die in de wildernissen woonden; zij richtten hun sterkten op, [en] bouwden hun paleizen, [maar] Hij heeft het tot een vervallen hoop gesteld.
Jesaja 24:3Dat land zal ganselijk ledig gemaakt worden, en het zal ganselijk beroofd worden; want de HEERE heeft dit woord gesproken.
Jesaja 25:6En de HEERE der heirscharen zal op dezen berg allen volken een vetten maaltijd maken, een maaltijd van reinen wijn, van vet vol mergs, van reine wijnen, die gezuiverd zijn.
Jesaja 25:7En Hij zal op dezen berg verslinden het bewindsel des aangezichts, waarmede alle volken bewonden zijn, en het deksel, waarmede alle natien bedekt zijn.
Jesaja 25:9En men zal te dien dage zeggen: Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn zaligheid.
Jesaja 25:10Want de hand des HEEREN zal op dezen berg rusten; maar Moab zal onder Hem verdorst worden, gelijk het stro verdorst wordt tot mest.
Jesaja 26:1Te dien dage zal dit lied gezongen worden in het land van Juda; Wij hebben een sterke stad, [God] stelt heil tot muren en voorschansen.
Jesaja 27:9Daarom zal daardoor de ongerechtigheid van Jakob verzoend worden, en dit is de ganse vrucht, dat Hij deszelfs zonde zal wegdoen, wanneer Hij al de stenen des altaar maken zal als verstrooide kalkstenen, de bossen en de zonnebeelden zullen niet bestaan.
Jesaja 28:11Daarom zal Hij door belachelijke lippen, en door een andere tong tot dit volk spreken;
Jesaja 28:14Daarom, hoort des HEEREN woord, gij bespotters, gij heersers over dit volk, dat te Jeruzalem is!
Jesaja 29:11Daarom is ulieden alle gezicht geworden als de woorden van een verzegeld boek, hetwelk men geeft aan een, die lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet, want het is verzegeld.
Jesaja 29:12Of men geeft het boek aan een, die niet lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet lezen.
Jesaja 29:13Want de Heere heeft gezegd: Daarom dat dit volk [tot Mij] nadert met zijn mond, en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; en hun vreze, [waarmede zij] Mij [vrezen], mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn;
Jesaja 29:14Daarom, ziet, Ik zal voorts wonderlijk handelen met dit volk, wonderlijk en wonderbaarlijk; want de wijsheid zijner wijzen zal vergaan, en het verstand zijner verstandigen zal zich verbergen.
Jesaja 30:12Daarom, zo zegt de Heilige Israels: Omdat gijlieden dit woord verwerpt, en vertrouwt op onderdrukking en verkeerdheid, en steunt daarop:
Jesaja 30:13Daarom zal ulieden deze misdaad zijn gelijk een vallende scheur, uitwaarts gebogen in een hogen muur, welks breuk haastelijk in een ogenblik komen zal.
Jesaja 30:21En uw oren zullen horen het woord [desgenen, die] achter u is, zeggende: Dit is de weg, wandelt in denzelven; als gij zoudt afwijken ter rechter- of ter linkerhand.
Jesaja 36:4En Rabsake zeide tot hen: Zegt nu tot Hizkia: Zo zegt de grote koning, de koning van Assyrie: Wat vertrouwen is dit, waarmede gij vertrouwt;
Jesaja 36:6Zie, gij vertrouwt op dien gebrokenen rietstaf, op Egypte; op denwelken zo iemand leunt, zo zal hij in zijn hand gaan en die doorboren; alzo is Farao, de koning van Egypte, al dengenen, die op hem vertrouwen.
Jesaja 36:7Maar zo gij tot mij zegt: Wij vertrouwen op den HEERE, onzen God; is Hij Die niet, Wiens hoogten en Wiens altaren Hizkia weggenomen heeft, en [Die] tot Juda en tot Jeruzalem gezegd heeft: Voor dit altaar zult gij u nederbuigen?

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken