H2091 זָהָב
goud gave, goud, al wat van goud, gouden, geheel goud

Bijbelteksten

Psalm 115:4Hunlieder afgoden zijn zilver en goud, het werk van des mensen handen;
Psalm 119:72De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.
Psalm 119:127Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.
Psalm 135:15De afgoden der heidenen zijn zilver en goud, een werk van mensenhanden.
Spreuken 11:22Een schone vrouw, die van rede afwijkt, is een gouden bagge in een varkenssnuit.
Spreuken 17:3De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; maar de HEERE proeft de harten.
Spreuken 20:15Goud is er, en menigte van robijnen; maar de lippen de wetenschap zijn een kostelijk kleinood.
Spreuken 22:1De naam is uitgelezener dan grote rijkdom, de goede gunst dan zilver en dan goud.
Spreuken 25:11Een rede, op zijn pas gesproken, is [als] gouden appelen in zilveren gebeelde schalen.
Spreuken 25:12Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud.
Spreuken 27:21De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; alzo is een man naar zijn lof [te proeven].
Prediker 2:8Ik vergaderde mij ook zilver en goud, en kleinoden der koningen en der landschappen; ik bestelde mij zangers en zangeressen, en wellustigheden der mensenkinderen, snarenspel, ja, allerlei snarenspel.
Prediker 12:6Eer dat het zilveren koord ontketend wordt, en de gulden schaal in stukken gestoten wordt, en de kruik aan de springader gebroken wordt, en het rad aan den bornput in stukken gestoten wordt;
Hooglied 1:11Wij zullen u gouden spangen maken, met zilveren stipjes.
Hooglied 3:10De pilaren derzelve maakte hij [van] zilver, haar vloer [van] goud, haar gehemelte [van] purper; het binnenste was bespreid met de liefde van de dochteren van Jeruzalem.
Hooglied 5:14Zijn handen zijn [als] gouden ringen, gevuld met turkoois; Zijn buik is als blinkend elpenbeen, overtogen met saffieren.
Jesaja 2:7En hun land is vervuld met zilver en goud, en hunner schatten is geen einde; hun land is ook vervuld met paarden, en hunner wagenen is geen einde.
Jesaja 2:20In dien dag zal de mens zijn zilveren afgoden, en zijn gouden afgoden, welke zij zich gemaakt hadden, om zich [daarvoor] neder te buigen, wegwerpen voor de mollen en de vledermuizen;
Jesaja 13:17Ziet, Ik zal de Meden tegen hen verwekken, die het zilver niet zullen achten, en aan het goud zullen zij geen lust hebben.
Jesaja 30:22En gijlieden zult voor onrein houden het deksel uwer zilveren gesneden beelden, en het overtreksel uwer gouden gegoten beelden; gij zult ze wegwerpen gelijk een maanstondig kleed, en tot elk van die zeggen: Henen uit!

Mede mogelijk dankzij

Hadderech