H2232 זָרַע
beplanten, zaaier, zaadgeven, zwanger worden, zaadzaaiend, bezaaien, zaaien

Bijbelteksten

Deuteronomium 29:23Dat zijn ganse aarde zij zwavel en zout der verbranding; die niet bezaaid zal zijn, en geen spruit zal voortgebracht hebben, noch enig kruid daarin zal opgekomen zijn; gelijk de omkering van Sodom en Gomorra, Adama en Zeboim, die de HEERE heeft omgekeerd in Zijn toorn en in Zijn grimmigheid;
Richteren 6:3Want het geschiedde, als Israel gezaaid had, zo kwamen de Midianieten op, en de Amalekieten, en die van het oosten kwamen ook op tegen hen.
Richteren 9:45Voorts streed Abimelech tegen de stad dienzelven gansen dag, en nam de stad in, en doodde het volk, dat daarin was; en hij brak de stad af, en bezaaide haar met zout.
2 Koningen 19:29En dat zij u een teken, dat men [in] dit jaar eten zal, wat van zelf gewassen is; en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten.
Job 4:8[Maar] gelijk als ik gezien heb: die ondeugd ploegen, en moeite zaaien, maaien dezelve.
Job 31:8Zo moet ik zaaien, maar een ander eten, en mijn spruiten moeten uitgeworteld worden!
Psalm 97:11Het licht is voor den rechtvaardige gezaaid, en vrolijkheid voor de oprechten van hart.
Psalm 107:37En bezaaien akkers, en planten wijngaarden, die inkomende vrucht voortbrengen.
Psalm 126:5Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.
Spreuken 11:18De goddeloze doet een vals werk; maar [voor] degene, die gerechtigheid zaait, is trouwe loon.
Spreuken 22:8Die onrecht zaait, zal moeite maaien; en de roede zijner verbolgenheid zal een einde nemen.
Prediker 11:4Wie op den wind acht geeft, die zal niet zaaien, en wie op de wolken ziet, die zal niet maaien.
Prediker 11:6Zaai uw zaad in den morgenstond, en trek uw hand des avonds niet af; want gij weet niet, wat recht wezen zal, of dit of dat, of dat die beide te zamen goed zijn zullen.
Jesaja 17:10Want gij hebt den God uws heils vergeten, en niet gedacht aan den Rotssteen uwer sterkte; daarom zult gij wel liefelijke planten planten, en gij zult hem met uitlandse ranken bezetten;
Jesaja 28:24Ploegt de ploeger den gehelen dag om te zaaien? Opent en egt hij zijn land [den gehelen dag]?
Jesaja 30:23Dan zal Hij uw zaad, waarmede gij het land bezaaid hebt, regen geven, en brood van des lands inkomen, en hetzelve zal vet en smoutig zijn; uw vee zal te dien dage [in] een wijde landouwe weiden.
Jesaja 32:20Welgelukzalig zijt gijlieden, die aan alle wateren zaait; gij, die den voet des osses en des ezels [derwaarts] henenzendt!
Jesaja 37:30En dat zij u een teken, dat men [in] dit jaar, wat van zelf gewassen is, eten zal, en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; maar zaait in het derde jaar, en maait, en plant wijngaarden, en eet hun vruchten.
Jesaja 40:24Ja, zij worden niet geplant, ja, zij worden niet gezaaid, ja, hun afgehouwen stam wortelt niet in de aarde; ook als Hij op hen blazen zal, zo zullen zij verdorren, en een stormwind zal hen als een stoppel wegnemen.
Jesaja 55:10Want gelijk de regen en de sneeuw van den hemel nederdaalt, en derwaarts niet wederkeert; maar doorvochtigt de aarde, en maakt, dat zij voortbrenge en uitspruite, en zaad geve den zaaier, en brood den eter;

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken