H2470 חָלָה
gewond, machteloos, krank z/w, smeken, zwak, bezwijmen, zoeken (de gunst -), ziek, bidden ernstiglijk
2 Koningen 8:7 | Daarna kwam Elisa te Damaskus, als Benhadad, de koning van Syrie, krank was; en men boodschapte hem, zeggende: De man Gods is herwaarts gekomen. |
2 Koningen 8:29 | Toen keerde Joram, de koning wederom, opdat hij zich te Jizreel helen liet van de slagen, die hem de Syriers te Rama geslagen hadden, als hij streed tegen Hazael, den koning van Syrie; en Ahazia, de zoon van Jehoram, de koning van Juda, kwam af, om Joram, den zoon van Achab, te Jizreel te bezien, want hij was krank. |
2 Koningen 13:4 | Doch Joahaz bad des HEEREN aangezicht ernstelijk aan; en de HEERE verhoorde hem; want Hij zag de verdrukking van Israel, dat de koning van Syrie hen verdrukte. |
2 Koningen 13:14 | Elisa nu was krank geweest van zijn krankheid, van dewelke hij stierf; en Joas, de koning van Israel, was tot hem afgekomen, en had geweend over zijn aangezicht, en gezegd: Mijn vader, mijn vader, wagen Israels en zijn ruiteren! |
2 Koningen 20:1 | In die dagen werd Hizkia krank tot stervens toe; en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, kwam tot hem, en zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Geef bevel aan uw huis, want gij zult sterven, en niet leven. |
2 Koningen 20:12 | Te dier tijd zond Berodach Baladan de zoon van Baladan, de koning van Babel, brieven en een geschenk aan Hizkia; want hij had gehoord, dat Hizkia krank geweest was. |
2 Kronieken 18:33 | Toen spande een man den boog in zijn eenvoudigheid, en schoot den koning van Israel tussen de gespen en tussen het pantsier. Toen zeide hij tot den voerman: Keer uw hand en voer mij uit het leger, want ik ben verwond. |
2 Kronieken 22:6 | En hij keerde weder om zich te laten genezen te Jizreel; want [hij had] wonden, die men hem bij Rama geslagen had, als hij streed tegen Hazael, den koning van Syrie; en Azarja, de zoon van Joram, den koning van Juda, kwam af, om Joram, den zoon van Achab, te Jizreel te bezien, want hij was krank. |
2 Kronieken 32:24 | In die dagen werd Jehizkia krank tot stervens toe, en hij bad tot den HEERE, Die sprak tot hem, en Hij gaf hem een wonderteken. |
2 Kronieken 33:12 | En als hij hem benauwde, bad hij het aangezicht des HEEREN, zijns Gods, ernstelijk aan, en vernederde zich zeer voor het aangezicht van den God zijner vaderen, |
2 Kronieken 35:23 | En de schutters schoten den koning Josia. Toen zeide de koning tot zijn knechten: Voert mij weg, want ik ben zeer gewond. |
Nehemia 2:2 | Zo zeide de koning tot mij: Waarom is uw aangezicht treurig, zo gij toch niet krank zijt? Dit is niet dan treurigheid des harten. Toen vreesde ik gans zeer. |
Job 11:19 | En gij zult nederliggen, en niemand zal [u] verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. |
Psalm 35:13 | Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed keerde weder in mijn boezem. |
Psalm 45:13 | En de dochter van Tyrus, de rijken onder het volk, zullen uw aangezicht met geschenk smeken. |
Psalm 77:11 | Daarna zeide ik: Dit krenkt mij; [maar] de rechterhand des Allerhoogsten verandert. |
Psalm 119:58 | Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging. |
Spreuken 13:12 | De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens. |
Spreuken 19:6 | Velen smeken het aangezicht des prinsen; en een ieder is een vriend desgenen, die giften geeft. |
Spreuken 23:35 | Men heeft mij geslagen, [zult gij zeggen,] ik ben niet ziek geweest; men heeft mij gebeukt, ik heb het niet gevoeld; wanneer zal ik opwaken? Ik zal hem nog meer zoeken! |