H2470 חָלָה
gewond, machteloos, krank z/w, smeken, zwak, bezwijmen, zoeken (de gunst -), ziek, bidden ernstiglijk
Ezechiel 34:21 | Omdat gij al de zwakken met de zijde en met den schouder verdringt, en met uw hoornen stoot, totdat gij dezelve naar buiten toe verstrooid hebt; |
Daniel 8:27 | Toen werd ik, Daniel, zwak, en was [enige] dagen krank; daarna stond ik op, en deed des konings werk; en ik was ontzet over dit gezicht; maar niemand merkte het. |
Daniel 9:13 | Gelijk als in de wet van Mozes geschreven is, [alzo] is al dat kwaad over ons gekomen; en wij smeekten het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, niet, afkerende van onze ongerechtigheden, en verstandelijk acht gevende op Uw waarheid. |
Hosea 7:5 | Het is de dag onzes konings; de vorsten maken [hem] krank [door] verhitting van den wijn; hij strekt zijn hand voort met de spotters. |
Amos 6:6 | Die wijn uit schalen drinken, en zich zalven met de voortreffelijkste olie, maar bekommeren zich niet over de verbreking van Jozef. |
Micha 1:12 | Want de inwoneres van Maroth is krank om des goeds wil; want een kwaad is van den HEERE afgedaald, tot aan de poort van Jeruzalem. |
Micha 6:13 | Zo zal Ik [u] ook krenken, u slaande, [en] verwoestende om uw zonden. |
Nahum 3:19 | Er is geen samentrekking voor uw breuk, uw plage is smartelijk; allen, die het gerucht van u horen, zullen de handen over u klappen; want over wien is uw boosheid niet geduriglijk gegaan? |
Zacharia 7:2 | Toen men [naar] het huis van God gezonden had Sarezer, en Regem-melech, en zijn mannen, om het aangezicht des HEEREN te smeken; |
Zacharia 8:21 | En de inwoners der ene [stad] zullen gaan tot [de inwoners] der andere, zeggende: Laat ons vlijtig henengaan, om te smeken het aangezicht des HEEREN, en om den HEERE der heirscharen te zoeken; ik zal ook henengaan. |
Zacharia 8:22 | Alzo zullen vele volken, en machtige heidenen komen, om den HEERE der heirscharen te Jeruzalem te zoeken, en om het aangezicht des HEEREN te smeken. |
Maleachi 1:8 | Want als gij wat blinds aanbrengt om te offeren, het is [bij u] niet kwaad; en als gij wat kreupels of wat kranks aanbrengt, het is niet kwaad! Brengt dat toch uw vorst; zal hij een welgevallen aan u hebben? of zal hij uw aangezicht opnemen? zegt de HEERE der heirscharen. |
Maleachi 1:9 | Nu dan, smeekt toch het aangezicht van God, dat Hij ons genadig zij; zulks is van uw hand geschied, zal Hij uw aangezicht opnemen? zegt de HEERE der heirscharen? |
Maleachi 1:13 | Nog zegt gij: Ziet, wat een vermoeidheid! maar gij zoudt het kunnen wegblazen, zegt de HEERE der heirscharen; gij brengt ook hetgeen geroofd is, en dat kreupel en krank is; gij brengt ook spijsoffer; zou Mij zulks aangenaam zijn van uw hand? zegt de HEERE. |