Richteren 13:25 | En de Geest des HEEREN begon hem bij wijlen te drijven in het leger van Dan, tussen Zora en tussen Esthaol. |
Richteren 16:19 | Toen deed zij hem slapen op haar knieen, en riep een man en liet hem de zeven haarlokken zijns hoofds afscheren, en zij begon hem te plagen; en zijn kracht week van hem. |
Richteren 16:22 | En het haar zijns hoofds begon [weder] te wassen, gelijk toen hij geschoren werd. |
Richteren 20:31 | Toen togen de kinderen van Benjamin uit, het volk tegemoet, [en] werden van de stad afgetrokken; en zij begonnen te slaan van het volk, [en] te doorsteken, gelijk de andere malen, op de straten, waarvan de een opgaat naar het huis Gods, en de andere naar Gibea, in het veld, omtrent dertig man van Israel. |
Richteren 20:39 | Zo keerden zich de mannen van Israel om in den strijd; en Benjamin had begonnen te slaan [en] te doorsteken van de mannen van Israel omtrent dertig man; want zij zeiden: Immers is hij zekerlijk voor ons aangezicht geslagen, als in den vorigen strijd. |
Richteren 20:40 | Toen begon de verheffing op te gaan van de stad, [als] een pilaar van rook; als nu Benjamin achter zich omzag, ziet, zo ging de brand der stad op naar den hemel. |
1 Samuel 3:2 | En het geschiedde te dien dage, als Eli op zijn plaats nederlag (en zijn ogen begonnen donker te worden, dat hij niet zien kon), |
1 Samuel 3:12 | Te dienzelven dage zal Ik verwekken over Eli alles, wat Ik tegen zijn huis gesproken heb; Ik zal het beginnen en voleinden. |
1 Samuel 14:35 | Toen bouwde Saul den HEERE een altaar; dit was het eerste altaar, dat hij den HEERE bouwde. |
1 Samuel 22:15 | Heb ik heden begonnen God voor hem te vragen? Dat zij verre van mij, de koning legge op zijn knecht geen ding, [noch] op het ganse huis mijns vaders; want uw knecht heeft van al deze dingen niet geweten, klein noch groot. |
1 Koningen 1:40 | En al het volk kwam op achter hem, en het volk pijpte met pijpen, en verblijdde zich met grote blijdschap, zodat de aarde van hun geluid spleet. |
2 Koningen 10:32 | In die dagen begon de HEERE Israel af te korten, want Hazael sloeg ze in alle landpalen van Israel: |
2 Koningen 15:37 | In die dagen begon de HEERE in Juda te zenden Rezin, den koning van Syrie, en Pekah, den zoon van Remalia. |
1 Kronieken 1:10 | Cusch nu gewon Nimrod; die begon geweldig te zijn op aarde. |
1 Kronieken 5:1 | De kinderen van Ruben nu, den eerstgeborene van Israel; (want hij was de eerstgeborene; maar dewijl hij zijns vaders bed ontheiligd had, werd zijn eerstgeboorte gegeven aan de kinderen van Jozef, den zoon van Israel; doch niet [alzo], dat hij zich in het geslachtsregister naar de eerstgeboorte rekenen mocht; |
1 Kronieken 11:20 | Abisai nu, de broeder van Joab, was ook het hoofd van drie; en hij, verheffende zijn spies tegen driehonderd, versloeg hen; alzo had hij een naam onder die drie. |
1 Kronieken 27:24 | Joab, de zoon van Zeruja, had begonnen te tellen, maar hij voleindde het niet, omdat er deshalve een grote toorn over Israel gekomen was; daarom is het getal niet opgebracht in de rekening der kronieken van den koning David. |
2 Kronieken 3:1 | En Salomo begon het huis des HEEREN te bouwen te Jeruzalem, op den berg Moria, die zijn vader David gewezen was, in de plaats, die David toebereid had, op den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet. |
2 Kronieken 3:2 | Hij begon nu te bouwen in de tweede maand, op den tweeden [dag], in het vierde jaar van zijn koninkrijk. |
2 Kronieken 20:22 | Ter tijd nu, als zij aanhieven met een vreugdegeroep en lofzang, stelde de HEERE achterlagen tegen de kinderen Ammons, Moab, en die van het gebergte Seir, die tegen Juda gekomen waren; en zij werden geslagen. |