Psalm 51:3 | Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden. |
Psalm 56:2 | Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder. |
Psalm 57:2 | Wees mij genadig, o God! Wees mij genadig, want mijn ziel betrouwt op U, en ik neem mijn toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat de verdervingen zullen voorbij zijn gegaan. |
Psalm 59:6 | Ja, Gij HEERE, God der heirscharen, God Israels! ontwaak, om al deze heidenen te bezoeken; wees niemand van hen genadig, die trouwelooslijk ongerechtigheid bedrijven. Sela. |
Psalm 67:2 | God zijn ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aanschijn aan ons lichten. Sela. |
Psalm 86:3 | Zijt mij genadig, HEERE! want ik roep tot U den gansen dag. |
Psalm 86:16 | Wend U tot mij, en zijt mij genadig, geef Uw knecht Uw sterkte, en verlos den zoon Uwer dienstmaagd. |
Psalm 102:14 | Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen. |
Psalm 102:15 | Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis. |
Psalm 109:12 | Dat hij niemand hebbe, die weldadigheid [over hem] uitstrekke, en dat er niemand zij, die zijn wezen genadig zij. |
Psalm 112:5 | [Teth.] Wel dien man, die zich ontfermt en uitleent; [Jod.] hij beschikt zijn zaken met recht. |
Psalm 119:29 | Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet. |
Psalm 119:58 | Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging. |
Psalm 119:132 | Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen. |
Psalm 123:2 | Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den HEERE, onzen God, totdat Hij ons genadig zij. |
Psalm 123:3 | Zijt ons genadig, o HEERE! zijt ons genadig, want wij zijn der verachting veel te zat. |
Psalm 142:2 | Ik riep met mijn stem tot den HEERE; ik smeekte tot den HEERE met mijn stem. |
Spreuken 14:21 | Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig. |
Spreuken 14:31 | Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem. |
Spreuken 19:17 | Die zich des armen ontfermt, leent den HEERE, en Hij zal hem zijn weldaad vergelden. |