H2603 חָנַן
genadig zijn, medelijden hebben

Bijbelteksten

Psalm 51:3Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden.
Psalm 56:2Wees mij genadig, o God! want de mens zoekt mij op te slokken; den gansen dag dringt mij de bestrijder.
Psalm 57:2Wees mij genadig, o God! Wees mij genadig, want mijn ziel betrouwt op U, en ik neem mijn toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, totdat de verdervingen zullen voorbij zijn gegaan.
Psalm 59:6Ja, Gij HEERE, God der heirscharen, God Israels! ontwaak, om al deze heidenen te bezoeken; wees niemand van hen genadig, die trouwelooslijk ongerechtigheid bedrijven. Sela.
Psalm 67:2God zijn ons genadig en zegene ons; Hij doe Zijn aanschijn aan ons lichten. Sela.
Psalm 86:3Zijt mij genadig, HEERE! want ik roep tot U den gansen dag.
Psalm 86:16Wend U tot mij, en zijt mij genadig, geef Uw knecht Uw sterkte, en verlos den zoon Uwer dienstmaagd.
Psalm 102:14Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen.
Psalm 102:15Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis.
Psalm 109:12Dat hij niemand hebbe, die weldadigheid [over hem] uitstrekke, en dat er niemand zij, die zijn wezen genadig zij.
Psalm 112:5[Teth.] Wel dien man, die zich ontfermt en uitleent; [Jod.] hij beschikt zijn zaken met recht.
Psalm 119:29Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.
Psalm 119:58Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging.
Psalm 119:132Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen.
Psalm 123:2Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den HEERE, onzen God, totdat Hij ons genadig zij.
Psalm 123:3Zijt ons genadig, o HEERE! zijt ons genadig, want wij zijn der verachting veel te zat.
Psalm 142:2Ik riep met mijn stem tot den HEERE; ik smeekte tot den HEERE met mijn stem.
Spreuken 14:21Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig.
Spreuken 14:31Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem.
Spreuken 19:17Die zich des armen ontfermt, leent den HEERE, en Hij zal hem zijn weldaad vergelden.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel