H2790 חָרַשׁ
bewerkers, smeden (kwaad), zwijgen, stilzwijgen, stil houden, ploegen
Esther 4:14 | Want indien gij enigszins zwijgen zult te dezer tijd, zo zal den Joden verkwikking en verlossing uit een andere plaats ontstaan; maar gij en uws vaders huis zult omkomen; en wie weet, of gij [niet] om zulken tijd als deze is, tot dit koninkrijk geraakt zijt. |
Esther 7:4 | Want wij zijn verkocht, ik en mijn volk, dat men [ons] verdelge, dode en ombrenge. Indien wij nog tot knechten en tot dienstmaagden waren verkocht geweest, ik zou gezwegen hebben, ofschoon de onderdrukker de schade des konings geenszins zou kunnen vergoeden. |
Job 1:14 | Dat een bode tot Job kwam, en zeide: De runderen waren ploegende, en de ezelinnen weidende aan hun zijden. |
Job 4:8 | [Maar] gelijk als ik gezien heb: die ondeugd ploegen, en moeite zaaien, maaien dezelve. |
Job 6:24 | Leert mij, en ik zal zwijgen, en geeft mij te verstaan, waarin ik gedwaald heb. |
Job 11:3 | Zouden uw leugenen de lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten en niemand [u] beschamen? |
Job 13:5 | Och, of gij gans stilzweegt! Dat zou ulieden voor wijsheid wezen. |
Job 13:13 | Houdt stil van mij, opdat ik spreke, en er ga over mij, wat het zij. |
Job 13:19 | Wie is hij, die met mij twist? Wanneer ik nu zweeg, zo zou ik den geest geven. |
Job 33:31 | Merk op, o Job! Hoor naar mij; zwijg, en ik zal spreken. |
Job 33:33 | Zo niet, hoor naar mij; zwijg, en ik zal u wijsheid leren. |
Job 41:3 | Ik zal zijn leden niet verzwijgen, noch het verhaal [zijner] sterkte, noch de bevalligheid zijner gestaltenis. |
Psalm 28:1 | [Een psalm] van David. Tot U roep ik, HEERE! mijn Rotssteen, houd U niet als doof van mij af; opdat ik niet, [zo] Gij U van mij stil houdt, vergeleken worde met degenen, die in den kuil nederdalen. |
Psalm 32:3 | Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag. |
Psalm 35:22 | HEERE! Gij hebt het gezien, zwijg niet; Heere! wees niet verre van mij. |
Psalm 39:13 | Hoor, HEERE! mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders. |
Psalm 50:3 | Onze God zal komen en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen. |
Psalm 50:21 | Deze dingen doet gij, en Ik zwijg; gij meent, dat Ik te enenmale ben, gelijk gij; Ik zal u straffen, en zal het ordentelijk voor uw ogen stellen. |
Psalm 83:2 | O God! zwijg niet, houd U niet als doof, en zijt niet stil, o God! |
Psalm 109:1 | Een psalm van David, voor den opperzangmeester. O God mijns lofs! zwijg niet. |