H2889 טָהוֹר
fijn, louter, rein, zuiver, gelouterd, puur, reinheid

Bijbelteksten

Exodus 37:16En hij maakte het gereedschap, dat op de tafel zijn zoude, haar schotelen, en haar reukschalen, en haar kroezen, en haar platelen (met welke zij bedekt zoude worden), van louter goud.
Exodus 37:17Hij maakte ook een kandelaar van louter goud. Van dicht werk maakte hij dezen kandelaar, zijn schacht, en zijn rieten; zijn schaaltjes, zijn knopen, en zijn bloemen waren uit hem.
Exodus 37:22Hun knopen en rieten waren uit hem; het was altemaal een enig dicht werk van louter goud.
Exodus 37:23En hij maakte hem zeven lampen; zijn snuiters en zijn blusvaten waren van louter goud.
Exodus 37:24Hij maakte denzelven uit een talent louter goud, met al zijn vaten,
Exodus 37:26En hij overtrok het met louter goud, zijn dak, en zijn wanden rondom, alsook zijn hoornen; en hij maakte het een gouden krans rondom.
Exodus 37:29Hij maakte ook de heilige zalfolie, en het reukwerk der zuiverste welriekende specerijen, naar apothekerswerk.
Exodus 39:15Zij maakten ook aan den borstlap gelijk-eindigende ketentjes, van gedraaid werk, uit louter goud.
Exodus 39:25Zij maakten ook schelletjes van louter goud, en zij stelden de schelletjes tussen de granaatappelen, aan de zomen des mantels rondom, tussen de granaatappelen;
Exodus 39:30Zij maakten ook de plaat van de kroon der heiligheid van louter goud, en zij schreven daarop een schrift, met zegelgravering: DE HEILIGHEID DES HEEREN.
Exodus 39:37Den louteren kandelaar met zijn lampen, de lampen, die men toerichten moest, en al deszelfs gereedschap, en de olie tot het licht;
Leviticus 4:12En dien gehelen var zal hij tot buiten het leger uitvoeren, aan een reine plaats, waar men de as uitstort, en zal hem met vuur op het hout verbranden; bij de uitgegoten as zal hij verbrand worden.
Leviticus 6:11Daarna zal hij zijn klederen uittrekken, en zal andere klederen aandoen, en zal de as tot buiten het leger uitdragen aan een reine plaats.
Leviticus 7:19En het vlees, dat iets onreins aangeroerd zal hebben, zal niet gegeten worden; met vuur zal het verbrand worden; maar aangaande het [andere] vlees, dat vlees zal een ieder, die rein is, mogen eten.
Leviticus 10:10En om onderscheid te maken tussen het heilige en tussen het onheilige, en tussen het onreine en tussen het reine;
Leviticus 10:14Ook de beweegborst en den hefschouder zult gij in een reine plaats eten, gij, en uw zonen, en uw dochteren met u; want tot uw bescheiden deel, en uwer zonen bescheiden deel, zijn zij uit de dankofferen der kinderen Israels gegeven.
Leviticus 11:36Doch een fontein, of put van vergadering der wateren, zal rein zijn; maar wie hun dood aas zal aangeroerd hebben, zal onrein zijn.
Leviticus 11:37En wanneer van hun dood aas zal gevallen zijn op enig zaaibaar zaad, dat gezaaid wordt, dat zal rein zijn.
Leviticus 11:47Om te onderscheiden tussen het onreine en tussen het reine, en tussen het gedierte, dat men eten, en tussen het gedierte, dat men niet eten zal.
Leviticus 13:13En de priester merken zal, dat, ziet, de melaatsheid zijn gehele vlees bedekt heeft, zo zal hij hem, die de plaag heeft, rein verklaren; zij is geheel in wit veranderd; hij is rein.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen