H3373 יָרֵא
vreesachtig, blode, vereren, godvrezend, bevreesd zijn, bang zijn, vrezen, vrezende zijn
Psalm 34:8 | [Cheth.] De Engel des HEEREN legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit. |
Psalm 34:10 | [Jod.] Vreest den HEERE, gij Zijn heiligen! want die Hem vrezen, hebben geen gebrek. |
Psalm 60:6 | [Maar nu] hebt Gij dengenen, die U vrezen, een banier gegeven, om [die] op te werpen, vanwege de waarheid. Sela. |
Psalm 61:6 | Want Gij, o God! hebt gehoord naar mijn geloften; Gij hebt [mij] gegeven de erfenis dergenen, die Uw Naam vrezen. |
Psalm 66:16 | Komt, hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft. |
Psalm 85:10 | Zekerlijk, Zijn heil is nabij degenen, die Hem vrezen, opdat in ons land eer wone. |
Psalm 103:11 | Want zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen, die Hem vrezen. |
Psalm 103:13 | Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de HEERE over degenen, die Hem vrezen. |
Psalm 103:17 | Maar de goedertierenheid des HEEREN is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen, die Hem vrezen, en Zijn gerechtigheid aan kindskinderen; |
Psalm 111:5 | [Teth.] Hij heeft dengenen, die Hem vrezen, spijs gegeven; [Jod.] Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond. |
Psalm 115:11 | Gijlieden, die den HEERE vreest! vertrouwt op den HEERE; Hij is hun Hulp en hun Schild. |
Psalm 115:13 | Hij zal zegenen, die den HEERE vrezen, de kleinen met de groten. |
Psalm 118:4 | Dat degenen, die den HEERE vrezen, nu zeggen, dat Zijn goedertierenheid in der eeuwigheid is. |
Psalm 119:74 | Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb. |
Psalm 119:79 | Laat hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen. |
Psalm 128:1 | Een lied Hammaaloth. Welgelukzalig is een iegelijk, die den HEERE vreest, die in Zijn wegen wandelt. |
Psalm 128:4 | Ziet, alzo zal zekerlijk die man gezegend worden, die den HEERE vreest. |
Psalm 135:20 | Gij huis van Levi! looft den HEERE; gij die den HEERE vreest! looft den HEERE. |
Psalm 145:19 | [Resch.] Hij doet het welbehagen dergenen, die Hem vrezen, en Hij hoort hun geroep, en verlost hen. |
Psalm 147:11 | De HEERE heeft een welgevallen aan hen, die Hem vrezen, die op Zijn goedertierenheid hopen. |