H3485 יִשָּׂשכָר
Issakarpoort, Issaschar, Issakarieten, Issakar

Bijbelteksten

Genesis 30:18Toen zeide Lea: God heeft mijn loon gegeven, nadat ik mijn dienstmaagd aan mijn man gegeven heb; en zij noemde zijn naam Issaschar.
Genesis 35:23De zonen van Lea waren: Ruben, Jakobs eerstgeborene, daarna Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Zebulon.
Genesis 46:13En de zonen van Issaschar: Tola, en Puwa, en Job, en Simron.
Genesis 49:14Issaschar is een sterk gebeende ezel, nederliggende tussen twee pakken.
Exodus 1:3Issaschar, Zebulon, en Benjamin;
Numeri 1:8Van Issaschar, Nethaneel, de zoon van Zuar.
Numeri 1:28Van de zonen van Issaschar, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, in het getal der namen van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten heire uittrokken,
Numeri 1:29Waren hun getelden van den stam van Issaschar vier en vijftig duizend en vierhonderd.
Numeri 2:5En nevens zal zich legeren de stam van Issaschar; en Nethaneel, de zoon van Zuar, zal de overste der zonen van Issaschar zijn.
Numeri 7:18Op den tweeden dag offerde Nethaneel, de zoon van Zuar, de overste van Issaschar.
Numeri 10:15En over het heir van den stam der kinderen van Issaschar was Nethaneel, den zoon van Zuar.
Numeri 13:7Van den stam van Issaschar, Jigeal, de zoon van Jozef.
Numeri 26:23De zonen van Issaschar, naar hun geslachten, waren: [van] Tola het geslacht der Tolaieten; van Puva het geslacht der Punieten;
Numeri 26:25Dat zijn de geslachten van Issaschar, naar hun getelden: vier en zestig duizend en driehonderd.
Numeri 34:26En van den stam der kinderen van Issaschar, de overste Paltiel, zoon van Azzan;
Deuteronomium 27:12Dezen zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn: Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin.
Deuteronomium 33:18En van Zebulon zeide hij: Verheug u, Zebulon! over uw uittocht, en Issaschar! over uw hutten.
Jozua 17:10Het was van Efraim tegen het zuiden, en tegen het noorden was het van Manasse, en de zee was zijn landpale; en aan het noorden stieten zij aan Aser, en aan het oosten aan Issaschar.
Jozua 17:11Want Manasse had, in Issaschar en in Aser, Beth-sean en haar onderhorige plaatsen, en Jibleam en haar onderhorige plaatsen, en de inwoners te Dor en haar onderhorige plaatsen, en de inwoners te En-dor en haar onderhorige plaatsen, en de inwoners te Thaanach en haar onderhorige plaatsen, en de inwoners te Megiddo en haar onderhorige plaatsen: drie landstreken.
Jozua 19:17Het vierde lot ging uit voor Issaschar, voor de kinderen van Issaschar, naar hun huisgezinnen.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin