H3559 כּוּן
vaststaan, bereiden, vestigen, bevestigen, gereed maken, richten
Job 18:12 | Zijn macht zal hongerig wezen, en het verderf is bereid aan zijn zijde. |
Job 21:8 | Hun zaad is bestendig met hen voor hun aangezicht, en hun spruiten zijn voor hun ogen. |
Job 27:16 | Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem; |
Job 27:17 | Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen. |
Job 28:27 | Toen zag Hij haar, en vertelde ze; Hij schikte ze, en ook doorzocht Hij ze. |
Job 29:7 | Toen ik uitging naar de poort door de stad, [toen] ik mijn stoel op de straat liet bereiden. |
Job 31:15 | Heeft Hij niet, Die mij in den buik maakte, hem [ook] gemaakt en Een ons in de baarmoeder bereid?) |
Job 39:3 | Wie bereidt de raaf haar kost, als haar jongen tot God schreeuwen, [als] zij dwalen, omdat er geen eten is? |
Job 42:7 | Het geschiedde nu, nadat de HEERE die woorden tot Job gesproken had, dat de HEERE tot Elifaz, den Themaniet, zeide: Mijn toorn is ontstoken tegen u, en tegen uw twee vrienden, want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job. |
Job 42:8 | Daarom neemt nu voor ulieden zeven varren en zeven rammen, en gaat henen tot Mijn knecht Job, en offert brandoffer voor ulieden, en laat Mijn knecht Job voor ulieden bidden; want zekerlijk, Ik zal zijn aangezicht aannemen, opdat Ik aan ulieden niet doe naar uw dwaasheid; want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job. |
Psalm 5:10 | Want in hun mond is niets rechts, hun binnenste is enkel verderving, hun keel is een open graf, met hun tong vleien zij. |
Psalm 7:10 | Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God! |
Psalm 7:13 | Indien hij zich niet bekeert, zo zal Hij Zijn zwaard wetten; Hij heeft Zijn boog gespannen, en dien bereid, |
Psalm 7:14 | En heeft dodelijke wapenen voor hem gereed gemaakt; Hij zal Zijn pijlen tegen de hittige vervolgers te werk stellen. |
Psalm 8:4 | Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt; |
Psalm 9:8 | Maar de HEERE zal in eeuwigheid zitten; Hij heeft Zijn troon bereid ten gerichte. |
Psalm 10:17 | HEERE! Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken; |
Psalm 11:2 | Want ziet, de goddelozen spannen den boog, zij schikken hun pijlen op de pees, om in het donkere te schieten naar de oprechten van harte. |
Psalm 21:13 | Want Gij zult hen zetten tot een wit; met Uw pezen zult Gij het op hun aangezicht toeleggen. |
Psalm 24:2 | Want Hij heeft ze gegrond op de zeeen, en heeft ze gevestigd op de rivieren. |