H3678 כִּסֵּא
koningstroon, zetel, stoel, rechterstoel, troon
Psalm 94:20 | Zou zich de stoel der schadelijkheden met U vergezelschappen, die moeite verdicht bij inzetting? |
Psalm 97:2 | Rondom Hem zijn wolken en donkerheid, gerechtigheid en gericht zijn de vastigheid Zijns troons. |
Psalm 103:19 | De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles. |
Psalm 122:5 | Want daar zijn de stoelen des gerichts gezet, de stoelen van het huis van David. |
Psalm 132:11 | De HEERE heeft David de waarheid gezworen, waarvan Hij niet wijken zal, [zeggende:] Van de vrucht uws buiks zal Ik op uw troon zetten. |
Psalm 132:12 | Indien uw zonen Mijn verbond zullen houden, en Mijn getuigenissen, die Ik hun leren zal; zo zullen ook hun zonen tot in eeuwigheid op uw troon zitten. |
Spreuken 9:14 | En zij zit aan de deur van haar huis, op een stoel, [op] de hoge plaatsen der stad; |
Spreuken 16:12 | Het is der koningen gruwel goddeloosheid te doen; want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd. |
Spreuken 20:8 | Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen. |
Spreuken 20:28 | Weldadigheid en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt hij zijn troon. |
Spreuken 25:5 | Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden. |
Spreuken 29:14 | Een koning, die de armen in trouw recht doet, diens troon zal in eeuwigheid bevestigd worden. |
Jesaja 6:1 | In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik den Heere, zittende op een hogen en verheven troon, en Zijn zomen vervullende den tempel. |
Jesaja 9:6 | Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen. |
Jesaja 14:9 | De hel van onderen was beroerd om uwentwil, om [u] tegemoet te gaan, als gij kwaamt; zij wekt om uwentwil de doden op, al de bokken der aarde; zij doet al de koningen der heidenen van hun tronen opstaan. |
Jesaja 14:13 | En zeidet in uw hart: Ik zal ten hemel opklimmen, ik zal mijn troon boven de sterren Gods verhogen; en ik zal mij zetten op den berg der samenkomst aan de zijden van het noorden. |
Jesaja 16:5 | Want er zal een troon bevestigd worden in goedertierenheid, en op denzelven zal bestendig een zitten in de tent van David, een, die oordeelt en het recht zoekt, en vaardig is ter gerechtigheid. |
Jesaja 22:23 | En Ik zal hem [als] een nagel inslaan in een vaste plaats; en hij zal wezen tot een stoel der eer voor het huis zijns vaders. |
Jesaja 47:1 | Daal af, en zit in het stof, gij jonkvrouw, dochter van Babel! zit op de aarde, er is geen troon [meer], gij dochter der Chaldeen! want gij zult niet meer genaamd worden de tedere, noch de wellustige. |
Jesaja 66:1 | Alzo zegt de HEERE: De hemel is Mijn troon, en de aarde is de voetbank Mijner voeten; waar zou dat huis zijn, dat gijlieden Mij zoudt bouwen, en waar is de plaats Mijner rust? |