H3820 לֵב
innerlijk (zn), verstamd, wil, hart, begrip
Exodus 8:19 | Toen zeiden de tovenaars tot Farao: Dit is Gods vinger! Doch Farao's hart verstijfde, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE gesproken had. |
Exodus 8:32 | Doch Farao verzwaarde zijn hart ook op ditmaal, en hij liet het volk niet trekken. |
Exodus 9:7 | En Farao zond er heen, en ziet, van het vee van Israel was niet tot een toe gestorven. Doch het hart van Farao werd verzwaard, en hij liet het volk niet trekken. |
Exodus 9:12 | Doch de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk de HEERE tot Mozes gesproken had. |
Exodus 9:14 | Want ditmaal zal Ik al Mijn plagen in uw hart zenden, en over uw knechten, en over uw volk, opdat gij weet, dat er niemand is gelijk Ik, op de ganse aarde. |
Exodus 9:21 | Doch die zijn hart niet zette tot des HEEREN woord, die liet zijn knechten en zijn vee op het veld. |
Exodus 9:34 | Toen Farao zag, dat de regen en hagel, en de donder ophielden, zo verzondigde hij zich verder, en hij verzwaarde zijn hart, hij en zijn knechten. |
Exodus 9:35 | Alzo werd Farao's hart verstokt, dat hij de kinderen Israels niet trekken liet, gelijk als de HEERE gesproken had door Mozes. |
Exodus 10:1 | Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Ga in tot Farao; want Ik heb zijn hart verzwaard, ook het hart zijner knechten, opdat Ik deze Mijn tekenen in het midden van hen zette; |
Exodus 10:20 | Doch de HEERE verstokte Farao's hart, dat hij de kinderen Israëls niet liet trekken. |
Exodus 10:27 | Doch de HEERE verhardde Farao's hart; en hij wilde hen niet laten trekken. |
Exodus 11:10 | En Mozes en Aaron hebben al deze wonderen gedaan voor Farao's aangezicht; doch de HEERE verhardde Farao's hart, dat hij de kinderen Israëls uit zijn land niet trekken liet. |
Exodus 14:4 | En Ik zal Farao's hart verstokken, dat hij hen najage; en Ik zal aan Farao en aan al zijn heir verheerlijkt worden, alzo dat de Egyptenaars zullen weten, dat Ik de HEERE ben. En zij deden alzo. |
Exodus 14:8 | Want de HEERE verstokte het hart van Farao, den koning van Egypte, dat hij de kinderen Israels najaagde; doch de kinderen Israels waren door een hoge hand uitgegaan. |
Exodus 14:17 | En Ik, zie, Ik zal het hart der Egyptenaren verstokken, dat zij na hen daarin gaan; en Ik zal verheerlijkt worden aan Farao en aan al zijn heir, aan zijn wagenen en aan zijn ruiteren. |
Exodus 15:8 | En door het geblaas van Uw neus zijn de wateren opgehoopt geworden; de stromen hebben overeind gestaan, als een hoop; de afgronden zijn stof geworden in het hart der zee. |
Exodus 25:2 | Spreek tot de kinderen Israels, dat zij voor Mij een hefoffer nemen. Van alle man, wiens hart zich vrijwillig bewegen zal, zult gij Mijn hefoffer nemen. |
Exodus 28:3 | Gij zult ook spreken tot allen, die wijs van hart zijn, die Ik met den geest der wijsheid vervuld heb, dat zij voor Aaron klederen maken, om hem te heiligen, dat hij Mij het priesterambt bediene. |
Exodus 28:29 | Alzo zal Aaron de namen der zonen van Israël dragen aan den borstlap des gerichts, op zijn hart, als hij in het heilige zal gaan, ter gedachtenis voor het aangezicht des HEEREN geduriglijk. |
Exodus 28:30 | Gij zult ook in den borstlap des gerichts de Urim en de Thummim zetten, dat zij op het hart van Aaron zijn, als hij voor het aangezicht des HEEREN ingaan zal; alzo zal Aaron dat gericht der kinderen Israëls geduriglijk op zijn hart dragen, voor het aangezicht des HEEREN. |