H3899 לֶחֶם
eten, toonbrood, spijs, spijze, brood der toerichting, brood
Psalm 78:25 | Een iegelijk at het brood der Machtigen; Hij zond hun teerkost tot verzadiging. |
Psalm 80:6 | Gij spijst hen met tranenbrood, en drenkt hen met tranen uit een drieling. |
Psalm 102:5 | Mijn hart is geslagen en verdord als gras, [zodat] ik vergeten heb mijn brood te eten. |
Psalm 102:10 | Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met tranen. |
Psalm 104:14 | Hij doet het gras uitspruiten voor de beesten, en het kruid tot dienst des mensen, doende het brood uit de aarde voortkomen. |
Psalm 104:15 | En den wijn, die het hart des mensen verheugt, doende het aangezicht blinken van olie; en het brood, dat het hart des mensen sterkt. |
Psalm 105:16 | Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. |
Psalm 105:40 | Zij baden, en Hij deed kwakkelen komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood. |
Psalm 127:2 | Het is tevergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden [als in] den slaap geeft. |
Psalm 132:15 | Ik zal haar kost rijkelijk zegenen, haar nooddruftigen zal Ik met brood verzadigen. |
Psalm 136:25 | Die allen vlees spijs geeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
Psalm 146:7 | Die den verdrukte recht doet, Die den hongerige brood geeft; de HEERE maakt de gevangenen los. |
Psalm 147:9 | Die het vee zijn voeder geeft; aan de jonge raven, als zij roepen. |
Spreuken 4:17 | Want zij eten brood der goddeloosheid, en drinken wijn van enkel geweld. |
Spreuken 6:8 | Haar brood bereidt in den zomer, haar spijs vergadert in den oogst. |
Spreuken 6:26 | Want door een vrouw, [die] een hoer is, komt men tot een stuk broods; en eens mans huisvrouw jaagt de kostelijke ziel. |
Spreuken 9:5 | Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den wijn, [dien] Ik gemengd heb. |
Spreuken 9:17 | De gestolen wateren zijn zoet, en het verborgen brood is liefelijk. |
Spreuken 12:9 | Beter is, die zich gering acht, en een knecht heeft, dan die zichzelven eert, en des broods gebrek heeft. |
Spreuken 12:11 | Die zijn land bouwt, zal van brood verzadigd worden; maar die ijdele [mensen] volgt, is verstandeloos. |