Richteren 16:29 | En Simson vatte de twee middelste pilaren, op dewelke het huis was gevestigd, en waarop het steunde, den enen met zijn rechterhand, en den anderen met zijn linkerhand; |
Ruth 3:8 | En het geschiedde te middernacht, dat die man verschrikte, en om zich greep; en ziet, een vrouw lag aan zijn voetdeksel. |
Job 6:18 | De gangen haars wegs wenden zich ter zijde af; zij lopen op in het woeste, en vergaan. |