Leviticus 23:25 | Geen dienstwerk zult gij doen; maar gij zult den HEERE vuuroffer offeren. |
Leviticus 23:28 | En op dienzelven dag zult gij geen werk doen; want het is de verzoendag, om over u verzoening te doen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods. |
Leviticus 23:30 | Ook alle ziel, die enig werk op dienzelven dag gedaan zal hebben, die ziel zal Ik uit het midden haars volks verderven. |
Leviticus 23:31 | Gij zult geen werk doen; het is een eeuwige inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen. |
Leviticus 23:35 | Op den eersten dag zal een heilige samenroeping zijn; geen dienstwerk zult gij doen. |
Leviticus 23:36 | Zeven dagen zult gij den HEERE vuurofferen offeren; op den achtsten dag zult gij een heilige samenroeping hebben, en zult den HEERE vuuroffer offeren; het is een verbodsdag; gij zult geen dienstwerk doen. |
Numeri 4:3 | Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig jaren oud; al wie tot dezen strijd inkomt, om het werk in de tent der samenkomst te doen. |
Numeri 28:18 | Op den eersten dag zal een heilige samenroeping zijn; geen dienstwerk zult gijlieden doen; |
Numeri 28:25 | En op den zevenden dag zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen. |
Numeri 28:26 | Insgelijks op den dag der eerstelingen, als gij een nieuw spijsoffer den HEERE zult offeren naar uw werken, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen. |
Numeri 29:1 | Desgelijks in de zevende maand, op den eersten der maand, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen; het zal u een dag des geklanks zijn. |
Numeri 29:7 | En op den tienden dezer zevende maand zult gij een heilige samenroeping hebben, en gij zult uw zielen verootmoedigen; geen werk zult gij doen; |
Numeri 29:12 | Insgelijks op den vijftienden dag dezer zevende maand, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen; maar zeven dagen zult gij den HEERE een feest vieren. |
Numeri 29:35 | Op den achtsten dag zult gij een verbodsdag hebben; geen dienstwerk zult gij doen. |
Deuteronomium 5:13 | Zes dagen zult gij arbeiden, en al uw werk doen; |
Deuteronomium 5:14 | Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN, uws Gods; [dan] zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw os, noch uw ezel, noch enig van uw vee, noch de vreemdeling, die in uw poorten is; opdat uw dienstknecht, en uw dienstmaagd ruste, gelijk als gij. |
Deuteronomium 16:8 | Zes dagen zult gij ongezuurde [broden] eten, en aan den zevenden dag is een verbods[dag] den HEERE, uw God; [dan] zult gij geen werk doen. |
Richteren 16:11 | En hij zeide tot haar: Indien zij mij vastbonden met nieuwe touwen, met dewelke geen werk gedaan is, zo zou ik zwak worden, en wezen als een ander mens. |
1 Samuel 8:16 | En hij zal uw knechten, en uw dienstmaagden, en uw beste jongelingen, en uw ezelen nemen, en hij zal zijn werk daarmede doen. |
1 Samuel 15:9 | Doch Saul en het [ganse] volk verschoonde Agag, en de beste schapen, en runderen, en de naast [beste], en de lammeren, en al wat best was, en zij wilden ze niet verbannen; maar alle ding, dat verachtzaam, en dat verdwijnende was, verbanden zij. |