2 Kronieken 11:22 | En Rehabeam stelde Abia, den zoon van Maacha, tot een hoofd, om een overste te zijn onder zijn broederen; want het was om hem koning te maken. |
2 Kronieken 12:13 | Zo versterkte zich de koning Rehabeam in Jeruzalem, en regeerde; want Rehabeam was een en veertig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde zeventien jaren in Jeruzalem, de stad, die de HEERE uit alle stammen van Israel verkoren had, om Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner moeder was Naama, een Ammonietische. |
2 Kronieken 12:16 | En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven in de stad Davids; en zijn zoon Abia werd koning in zijn plaats. |
2 Kronieken 13:1 | In het achttiende jaar van den koning Jerobeam, zo werd Abia koning over Juda. |
2 Kronieken 13:2 | Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Michaja, de dochter van Uriel, van Gibea; en er was krijg tussen Abia en tussen Jerobeam. |
2 Kronieken 14:1 | Zo ontsliep Abia met zijn vaderen, en zij begroeven hem in de stad Davids, en zijn zoon Asa werd koning in zijn plaats. In zijn dagen was het land tien jaren stil. |
2 Kronieken 16:13 | Alzo ontsliep Asa met zijn vaderen; en hij stierf in het een en veertigste jaar zijner regering. |
2 Kronieken 17:1 | En zijn zoon Josafat werd koning in zijn plaats, en hij sterkte zich tegen Israel. |
2 Kronieken 17:7 | In het derde jaar nu zijner regering zond hij tot zijn vorsten, tot Ben-chail, en tot Obadja, en tot Zecharja, en tot Nathaneel, en tot Michaja, opdat men zou leren in de steden van Juda. |
2 Kronieken 20:31 | Zo regeerde Josafat over Juda; hij was vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, een dochter van Silhi. |
2 Kronieken 21:1 | Daarna ontsliep Josafat met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in zijn plaats. |
2 Kronieken 21:5 | Twee en dertig jaar was Joram oud, toen hij koning werd, en hij regeerde acht jaren te Jeruzalem. |
2 Kronieken 21:8 | In zijn dagen vielen de Edomieten af van onder het gebied van Juda, en zij maakten over zich een koning. |
2 Kronieken 21:20 | Hij was twee en dertig [jaren] oud, als hij koning werd, en regeerde acht jaren te Jeruzalem; en hij ging henen zonder begeerd te zijn; en zij begroeven hem in de stad Davids, maar niet in de graven der koningen. |
2 Kronieken 22:1 | En de inwoners van Jeruzalem maakten Ahazia, zijn kleinsten zoon, koning in zijn plaats; want een bende, die met de Arabieren in het leger gekomen was, had al de eersten gedood. Ahazia dan, de zoon van Joram, de koning van Juda, regeerde. |
2 Kronieken 22:2 | Twee en veertig jaar was Ahazia oud, toen hij koning werd, en hij regeerde een jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Athalia, een dochter van Omri. |
2 Kronieken 22:12 | En hij was bij hen verstoken in het huis Gods zes jaren; en Athalia regeerde over het land. |
2 Kronieken 23:3 | En die ganse gemeente maakte een verbond in het huis Gods, met den koning; en hij zeide tot hen: Ziet, de zoon des konings zal koning zijn, gelijk als de HEERE van de zonen van David gesproken heeft. |
2 Kronieken 23:11 | Toen brachten zij des konings zoon voor, en zetten hem de kroon op, en [gaven hem] de getuigenis, en zij maakten hem koning; en Jojada en zijn zonen zalfden hem, en zeiden: De koning leve! |
2 Kronieken 24:1 | Joas was zeven jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde veertig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Zibja, van Ber-seba. |