H4519 מְנַשֶּׁה
Manasseh

Bijbelteksten

Numeri 32:33Alzo gaf Mozes hunlieden, den kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben, en den halven stam van Manasse, den zoon van Jozef, het koninkrijk van Sihon, koning der Amorieten, en het koninkrijk van Og, koning van Bazan; het land met de steden van hetzelve in de landpalen, de steden des lands rondom.
Numeri 32:39En de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, gingen naar Gilead, en namen dat in, en zij verdreven de Amorieten, die daarin waren, uit de bezitting.
Numeri 32:40Zo gaf Mozes Gilead aan Machir, den zoon van Manasse; en hij woonde daarin.
Numeri 32:41Jair nu, de zoon van Manasse, ging heen en nam hunlieder dorpen in, en hij noemde die Havvoth-jair.
Numeri 34:14Want de stam van de kinderen der Rubenieten, naar het huis hunner vaderen, en de stam van de kinderen der Gadieten, naar het huis hunner vaderen, hebben ontvangen; mitsgaders de halve stam van Manasse heeft zijn erfenis ontvangen.
Numeri 34:23Van de kinderen van Jozef: van den stam der kinderen van Manasse, de overste Hanniel, zoon van Efod;
Numeri 36:1En de hoofden der vaderen van het geslacht de kinderen van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, uit de geslachten der kinderen van Jozef, traden toe, en spraken voor het aangezicht van Mozes, en voor het aangezicht der oversten, hoofden van de vaderen der kinderen Israëls.
Numeri 36:12Onder de geslachten van de kinderen van Manasse, den zoon van Jozef, zijn zij tot vrouwen geworden; alzo bleef haar erfenis aan den stam van het geslacht haars vaders.
Deuteronomium 3:13En het overige van Gilead, mitsgaders het ganse Bazan, het koninkrijk van Og, gaf ik aan den halven stam van Manasse, de ganse landstreek van Argob, door het ganse Bazan; datzelve werd genoemd het land der reuzen.
Deuteronomium 3:14Jair, de zoon van Manasse, kreeg de ganse landstreek van Argob, tot aan de landpale der Gezurieten en Maachatieten; en hij noemde ze naar zijn naam, Bazan Havvoth-jair, tot op dezen dag.
Deuteronomium 33:17Hij heeft de heerlijkheid des eerstgeborenen zijns osses, en zijn hoornen zijn hoornen des eenhoorns; met dezelve zal hij de volken te zamen stoten tot aan de einden des lands. Dezen nu zijn de tien duizenden van Efraim, en dezen zijn de duizenden van Manasse!
Deuteronomium 34:2En het ganse Nafthali, en het land van Efraim en Manasse, en het ganse land van Juda, tot aan de achterste zee;
Jozua 1:12En Jozua sprak tot de Rubenieten en Gadieten, en den halven stam van Manasse, zeggende:
Jozua 4:12En de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, mitsgaders de halve stam van Manasse, trokken gewapend voor het aangezicht der kinderen Israels, gelijk als Mozes tot hen gesproken had.
Jozua 12:6Mozes, de knecht des HEEREN, en de kinderen Israels sloegen hen, en Mozes, de knecht des HEEREN, gaf aan de Rubenieten en aan de Gadieten, en aan den halven stam van Manasse, dat [land] tot een erfelijke bezitting.
Jozua 13:7En nu, deel dit land tot een erfdeel aan de negen stammen, en aan den halven stam van Manasse,
Jozua 13:29Verder had Mozes aan den halven stam van Manasse [een erfenis] gegeven, die aan den halven stam der kinderen van Manasse bleef, naar hun huisgezinnen;
Jozua 13:31En het halve Gilead, en Astharoth, en Edrei, steden des koninkrijks van Og in Bazan, waren van de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, [namelijk] de helft der kinderen van Machir, naar hun huisgezinnen.
Jozua 14:4Want de kinderen van Jozef waren twee stammen, Manasse en Efraim; en aan de Levieten gaven zij geen deel in het land, maar steden om te bewonen, en derzelver voorsteden voor hun vee en voor hun bezitting.
Jozua 16:4Alzo hebben hun erfdeel bekomen de kinderen van Jozef, Manasse en Efraim.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech