H4994 נָא
now, Oh, I pray ..., I beseech ..., go to

Bijbelteksten

Job 1:11Maar toch strek nu Uw hand uit, en tast aan alles, wat hij heeft; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen?
Job 2:5Doch strek nu Uw hand uit, en tast zijn gebeente en zijn vlees aan; zo hij U niet in Uw aangezicht zal zegenen!
Job 4:7Gedenk toch, wie is de onschuldige, die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd?
Job 5:1Roep nu, zal er iemand zijn, die u antwoorde? En tot wien van de heiligen zult gij u keren?
Job 6:29Keert toch weder, laat er geen onrecht wezen, ja, keert weder; nog zal mijn gerechtigheid daarin zijn.
Job 8:8Want vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen.
Job 10:9Gedenk toch, dat Gij mij als leem bereid hebt, en mij tot stof zult doen wederkeren.
Job 12:7En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven.
Job 13:6Hoort toch mijn verdediging, en merkt op de twistingen mijner lippen.
Job 13:18Ziet nu, ik heb het recht ordentelijk gesteld; ik weet, dat ik rechtvaardig zal verklaard worden.
Job 17:3Zet toch bij, stel mij een borg bij U; wie zal hij zijn? Dat in mijn hand geklapt worde.
Job 17:10Maar toch gij allen, keert weder, en komt nu; want ik vind onder u geen wijze.
Job 22:21Gewen u toch aan Hem, en heb vrede; daardoor zal u het goede overkomen.
Job 22:22Ontvang toch de wet uit Zijn mond, en leg Zijn redenen in uw hart.
Job 32:21Och, dat ik niemands aangezicht aanneme, en tot den mens geen bijnamen gebruike!
Job 33:1En gewisselijk, o Job! hoor toch mijn redenen, en neem al mijn woorden ter ore.
Job 33:2Zie nu, ik heb mijn mond opengedaan; mijn tong spreekt onder mijn gehemelte.
Job 38:3Gord nu, als een man, uw lenden, zo zal Ik u vragen, en onderricht Mij.
Job 40:2Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij.
Job 40:5Versier u nu met voortreffelijkheid en hoogheid, en bekleed u met majesteit en heerlijkheid!

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel