H5036 נָבָל
foolish women, foolish man, foolish, fool, vile person

Bijbelteksten

Deuteronomium 32:6Zult gij dit den HEERE vergelden, gij, dwaas en onwijs volk! Is Hij niet uw Vader, Die u verkregen, Die u gemaakt en u bevestigd heeft?
Deuteronomium 32:21Zij hebben Mij tot ijver verwekt door hetgeen geen God is; zij hebben Mij tot toorn verwekt door hun ijdelheden; Ik dan zal hen tot ijver verwekken door diegenen, die geen volk zijn; door een dwaas volk zal Ik hen tot toorn verwekken.
2 Samuel 3:33En de koning maakte een klage over Abner, en zeide: Is dan Abner gestorven, als een dwaas sterft?
2 Samuel 13:13Want ik, waarhenen zou ik mijn schande brengen? En gij, gij zoudt zijn als een der dwazen in Israel; zo spreek toch nu tot den koning, want hij zal mij van u niet onthouden.
Job 2:10Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.
Job 30:8Zij waren kinderen der dwazen, en kinderen van geen naam; zij waren geslagen uit den lande.
Psalm 14:1[Een psalm] van David, voor den opperzangmeester. De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk [met hun] werk; er is niemand, die goed doet.
Psalm 39:9Verlos mij van al mijn overtredingen; en stel mij niet tot een smaad des dwazen.
Psalm 53:2De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God; zij verderven het, en zij bedrijven gruwelijk onrecht; er is niemand, die goed doet.
Psalm 74:18Gedenk hieraan; de vijand heeft den HEERE gesmaad, en een dwaas volk heeft Uw Naam gelasterd.
Psalm 74:22Sta op, o God! twist Uw twistzaak; gedenk der smaadheid, [die] U van den dwaze [wedervaart] den gansen dag.
Spreuken 17:7Een voortreffelijke lip past een dwaze niet, veelmin een prins een leugenachtige lip.
Spreuken 17:21Wie een zot genereert, [die] zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden.
Spreuken 30:22Om een knecht, als hij regeert; en een dwaas, als hij van brood verzadigd is;
Jesaja 32:5De dwaas zal niet meer genoemd worden milddadig, en de gierige zal niet [meer] mild geheten worden.
Jesaja 32:6Want een dwaas spreekt dwaasheid, en zijn hart doet ongerechtigheid, om huichelarij te plegen, en om dwaling te spreken tegen den HEERE, om de ziel des hongerigen ledig te laten, en den dorstige drank te doen ontbreken.
Jeremia 17:11[Gelijk] een veldhoen [eieren] vergadert, maar broedt ze niet uit, [alzo] is hij, die rijkdom vergadert, doch niet met recht; in de helft zijner dagen zal hij dien moeten verlaten, en in zijn laatste een dwaas zijn.
Ezechiel 13:3Zo zegt de Heere HEERE: Wee over die dwaze profeten, die hun geest nawandelen, en hetgeen zij niet gezien hebben!

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken