H5337 נָצַל
gered, uitgerukt

Bijbelteksten

Jesaja 36:14Alzo zegt de koning: Dat Hizkia u niet bedriege, want hij zal u niet kunnen redden.
Jesaja 36:15Daartoe, dat Hizkia u niet doe vertrouwen op den HEERE, zeggende: De HEERE zal ons zekerlijk redden; deze stad zal niet in de hand des konings van Assyrie gegeven worden.
Jesaja 36:18Dat Hizkia ulieden niet verleide, zeggende: De HEERE zal ons redden; hebben de goden der volken, een ieder zijn land, gered uit de hand des konings van Assyrie?
Jesaja 36:19Waar zijn de goden van Hamath en Arpad? Waar zijn de goden van Sefarvaim? Hebben zij ook Samaria van mijn hand gered?
Jesaja 36:20Welke zijn ze onder al de goden dezer landen, die hun land uit mijn hand gered hebben, dat de HEERE Jeruzalem uit mijn hand zou redden?
Jesaja 37:11Zie, gij hebt gehoord, wat de koningen van Assyrie aan alle landen gedaan hebben, die verbannende; en zoudt gij gered worden?
Jesaja 37:12Hebben de goden der volken die mijn vaders verdorven hebben, dezelven gered, [als] Gozan, en Haran, en Rezef, en de kinderen van Eden, die in Telasser waren?
Jesaja 38:6En Ik zal u uit de hand des konings van Assyrie verlossen, mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad beschermen.
Jesaja 42:22Maar [nu] is het een beroofd en geplunderd volk; zij zijn allen verstrikt in de holen, en verstoken in de gevangenhuizen; zij zijn tot een roof geworden, en er is niemand, die ze redt; [tot] een plundering, en niemand zegt: Geeft [ze] weder.
Jesaja 43:13Ook eer de dag was, ben Ik, en er is niemand, die uit Mijn hand redden kan; Ik zal werken, en wie zal het keren?
Jesaja 44:17Het overige nu daarvan maakt hij tot een god, tot zijn gesneden beeld; hij knielt er voor neder, en buigt zich, en bidt het aan, en zegt: Red mij, want gij zijt mijn god!
Jesaja 44:20Hij voedt zich met as, het bedrogen hart heeft hem [ter zijde] afgeleid; zodat hij zijn ziel niet redden kan, noch zeggen: Is er niet een leugen in mijn rechterhand?
Jesaja 47:14Ziet, zij zullen zijn als stoppelen, het vuur zal ze verbranden, zij zullen zichzelven niet kunnen rukken uit de macht der vlam; het zal geen kool zijn om [bij] te warmen, [geen] vuur om daarvoor neder te zitten.
Jesaja 50:2Waarom kwam Ik, en er was niemand, [waarom] riep Ik, en niemand antwoordde? Is Mijn hand dus gans kort geworden, dat zij niet verlossen kan, of is er in Mij geen kracht om uit te redden? Ziet, door Mijn schelding maak Ik de zee droog, Ik stel de rivieren [tot] een woestijn, dat haar vis stinkt, omdat er geen water is, en sterft van dorst.
Jesaja 57:13Wanneer gij roepen zult, zo laat die, die van u vergaderd zijn, u redden; doch de wind zal hen allen wegvoeren, de ijdelheid zal hen wegnemen. Maar die op Mij betrouwt, die zal het aardrijk erven, en Mijn heiligen berg erfelijk bezitten.
Jeremia 1:8Vrees niet voor hun aangezicht, want Ik ben met u, om u te redden, spreekt de HEERE.
Jeremia 1:19En zij zullen tegen u strijden, maar tegen u niet vermogen; want Ik ben met u, spreekt de HEERE, om u uit te helpen.
Jeremia 7:10En [dan] komen en staan voor Mijn aangezicht in dit huis, dat naar Mijn Naam genoemd is, en zeggen: Wij zijn verlost, om al deze gruwelen te doen?
Jeremia 15:20Want Ik heb u tegen dit volk gesteld tot een koperen vasten muur; zij zullen wel tegen u strijden, maar u niet overmogen; want Ik ben met u, om u te behouden en om u uit te rukken, spreekt de HEERE.
Jeremia 15:21Ja, Ik zal u rukken uit de hand der bozen, en Ik zal u verlossen uit de handpalm der tirannen.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin