Psalm 119:176 | Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht, want Uw geboden heb ik niet vergeten. |
Psalm 123:2 | Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den HEERE, onzen God, totdat Hij ons genadig zij. |
Psalm 132:10 | Weer het aangezicht Uws Gezalfden niet af, om Davids, Uws knechts wil. |
Psalm 134:1 | Een lied Hammaaloth. Ziet, looft den HEERE, alle gij knechten des HEEREN! gij, die allen nacht in het huis des HEEREN staat. |
Psalm 135:1 | Hallelujah! Prijst den Naam des HEEREN, prijst [Hem], gij knechten des HEEREN! |
Psalm 135:9 | Hij zond tekenen en wonderen in het midden van u, o Egypte! tegen Farao en tegen al zijn knechten. |
Psalm 135:14 | Want de HEERE zal Zijn volk richten, en het zal Hem berouwen over Zijn knechten. |
Psalm 136:22 | Ten erve aan Zijn knecht Israel; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
Psalm 143:2 | En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn. |
Psalm 143:12 | En roei mijn vijanden uit, om Uw goedertierenheid, en breng hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik ben Uw knecht. |
Psalm 144:10 | Gij, die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard; |
Spreuken 11:29 | Wie zijn huis beroert, zal wind erven; en de dwaas zal een knecht zijn desgenen, die wijs van hart is. |
Spreuken 12:9 | Beter is, die zich gering acht, en een knecht heeft, dan die zichzelven eert, en des broods gebrek heeft. |
Spreuken 14:35 | Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn [over] dengene, die beschaamd maakt. |
Spreuken 17:2 | Een verstandig knecht zal heersen over een zoon, die beschaamd maakt, en in het midden der broederen zal hij erfenis delen. |
Spreuken 19:10 | De weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten! |
Spreuken 22:7 | De rijke heerst over de armen; en die ontleent, is des leners knecht. |
Spreuken 29:19 | Een knecht zal door de woorden niet getuchtigd worden; hoewel hij [u] verstaat, nochtans zal hij niet antwoorden. |
Spreuken 29:21 | Als men zijn knecht van jongs op weeldig houdt, hij zal in zijn laatste een zoon [willen] zijn. |
Spreuken 30:10 | Achterklap niet van den knecht bij zijn heer, opdat hij u niet vloeke, en gij schuldig wordt. |