H5650 עֶבֶד
knecht, dienstknecht

Bijbelteksten

Psalm 119:176Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht, want Uw geboden heb ik niet vergeten.
Psalm 123:2Zie, gelijk de ogen der knechten zijn op de hand hunner heren; gelijk de ogen der dienstmaagd zijn op de hand harer vrouw; alzo zijn onze ogen op den HEERE, onzen God, totdat Hij ons genadig zij.
Psalm 132:10Weer het aangezicht Uws Gezalfden niet af, om Davids, Uws knechts wil.
Psalm 134:1Een lied Hammaaloth. Ziet, looft den HEERE, alle gij knechten des HEEREN! gij, die allen nacht in het huis des HEEREN staat.
Psalm 135:1Hallelujah! Prijst den Naam des HEEREN, prijst [Hem], gij knechten des HEEREN!
Psalm 135:9Hij zond tekenen en wonderen in het midden van u, o Egypte! tegen Farao en tegen al zijn knechten.
Psalm 135:14Want de HEERE zal Zijn volk richten, en het zal Hem berouwen over Zijn knechten.
Psalm 136:22Ten erve aan Zijn knecht Israel; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psalm 143:2En ga niet in het gericht met Uw knecht; want niemand, die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.
Psalm 143:12En roei mijn vijanden uit, om Uw goedertierenheid, en breng hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik ben Uw knecht.
Psalm 144:10Gij, die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard;
Spreuken 11:29Wie zijn huis beroert, zal wind erven; en de dwaas zal een knecht zijn desgenen, die wijs van hart is.
Spreuken 12:9Beter is, die zich gering acht, en een knecht heeft, dan die zichzelven eert, en des broods gebrek heeft.
Spreuken 14:35Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn [over] dengene, die beschaamd maakt.
Spreuken 17:2Een verstandig knecht zal heersen over een zoon, die beschaamd maakt, en in het midden der broederen zal hij erfenis delen.
Spreuken 19:10De weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten!
Spreuken 22:7De rijke heerst over de armen; en die ontleent, is des leners knecht.
Spreuken 29:19Een knecht zal door de woorden niet getuchtigd worden; hoewel hij [u] verstaat, nochtans zal hij niet antwoorden.
Spreuken 29:21Als men zijn knecht van jongs op weeldig houdt, hij zal in zijn laatste een zoon [willen] zijn.
Spreuken 30:10Achterklap niet van den knecht bij zijn heer, opdat hij u niet vloeke, en gij schuldig wordt.

Mede mogelijk dankzij