H5750 עוֹד
since, again, more, yet, else, good while, longer, still
Job 32:15 | Zij zijn ontzet, zij antwoorden niet meer; zij hebben de woorden van zich verzet. |
Job 32:16 | Ik heb dan gewacht, maar zij spreken niet; want zij staan stil; zij antwoorden niet meer. |
Job 34:23 | Gewisselijk, Hij legt den mens niet te veel op, dat hij tegen God in het gericht zou mogen treden. |
Job 36:2 | Verbeid mij een weinig, en ik zal u aanwijzen, dat er nog redenen voor God zijn. |
Psalm 10:18 | Om den wees en verdrukte recht te doen; opdat een mens van de aarde niet meer voortvare geweld te bedrijven. |
Psalm 37:10 | [Vau.] En nog een weinig, en de goddeloze zal er niet zijn; en gij zult acht nemen op zijn plaats, maar hij zal er niet wezen. |
Psalm 42:6 | Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts. |
Psalm 42:12 | Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God. |
Psalm 43:5 | Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God. |
Psalm 49:10 | Dat hij ook voortaan geduriglijk zou leven, [en] de verderving niet zien. |
Psalm 74:9 | Wij zien onze tekenen niet; er is geen profeet meer, noch iemand bij ons, die weet, hoe lang. |
Psalm 77:8 | Zal dan de Heere in eeuwigheden verstoten, en voortaan niet meer goedgunstig zijn? |
Psalm 78:17 | Nog voeren zij wijders voort tegen Hem te zondigen, verbitterende den Allerhoogste in de dorre wildernis. |
Psalm 78:30 | Zij waren nog niet vervreemd van hun lust; hun spijs was nog in hun mond, |
Psalm 78:32 | Boven dit alles zondigden zij nog, en geloofden niet, door Zijn wonderen. |
Psalm 83:5 | Zij hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat aan den naam Israëls niet meer gedacht worde. |
Psalm 84:5 | Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen U gestadiglijk. Sela. |
Psalm 88:6 | Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen, die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en zij zijn afgesneden van Uw hand. |
Psalm 92:15 | In den grijzen ouderdom zullen zij nog vruchten dragen; zij zullen vet en groen zijn, |
Psalm 103:16 | Als de wind daarover gegaan is, zo is zij niet [meer], en haar plaats kent haar niet meer. |