H5800 עָזַב
1) verlaten, 2) helpen, herstellen

Bijbelteksten

Psalm 27:10Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen.
Psalm 37:8[He.] Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet, immers [niet], om kwaad te doen.
Psalm 37:25[Nun.] Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien den rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood.
Psalm 37:28Want de HEERE heeft het recht lief, en zal Zijn gunstgenoten niet verlaten; in eeuwigheid worden zij bewaard; maar het zaad der goddelozen wordt uitgeroeid.
Psalm 37:33[Maar] de HEERE laat hem niet in zijn hand; en Hij verdoemt hem niet, als hij geoordeeld wordt.
Psalm 38:11Mijn hart keert om en om, mijn kracht heeft mij verlaten; en het licht mijner ogen, ook zij zelven zijn niet bij mij.
Psalm 38:22Verlaat mij niet, o HEERE, mijn God! wees niet verre van mij.
Psalm 40:13Want kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten.
Psalm 49:11Want hij ziet, dat de wijzen sterven, dat te zamen een dwaas en een onvernuftige omkomen, en hun goed anderen nalaten.
Psalm 71:9Verwerp mij niet in den tijd des ouderdoms; verlaat mij niet, terwijl mijn kracht vergaat.
Psalm 71:11Zeggende: God heeft hem verlaten; jaagt na, en grijpt hem, want er is geen verlosser.
Psalm 71:18Daarom ook, terwijl de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat mij niet, o God, totdat ik [dezen] geslachte verkondige Uw arm, alle nakomelingen Uw macht.
Psalm 89:31Indien zijn kinderen Mijn wet verlaten, en in Mijn rechten niet wandelen;
Psalm 94:14Want de HEERE zal Zijn volk niet begeven, en Hij zal Zijn erve niet verlaten.
Psalm 119:8Ik zal Uw inzettingen bewaren; verlaat mij niet al te zeer.
Psalm 119:53Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten.
Psalm 119:87Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten.
Spreuken 2:13[Van degenen,] die de paden der oprechtheid verlaten, om te gaan in de wegen der duisternis;
Spreuken 2:17Die den leidsman harer jonkheid verlaat, en het verbond haars Gods vergeet;
Spreuken 3:3Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bind ze aan uw hals, schrijf zij op de tafel uws harten.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech