H5921 עַל
on, over, both, beyond, for, in, upon, throughout, through, by

Bijbelteksten

Genesis 41:34Farao doe [zo], en bestelle opzieners over het land; en neme het vijfde deel des lands van Egypte in de zeven jaren des overvloeds.
Genesis 41:40Gij zult over mijn huis zijn, en op uw bevel zal al mijn volk [de hand] kussen; alleen dezen troon zal ik groter zijn dan gij.
Genesis 41:41Voorts sprak Farao tot Jozef: Zie, ik heb u over gans Egypteland gesteld.
Genesis 41:42En Farao nam zijn ring van zijn hand af, en deed hem aan Jozefs hand, en liet hem fijne linnen klederen aantrekken, en legde hem een gouden keten aan zijn hals;
Genesis 41:43En hij deed hem rijden op den tweeden wagen, dien hij had; en zij riepen voor zijn aangezicht: Knielt! Alzo stelde hij hem over gans Egypteland.
Genesis 41:45En Farao noemde Jozefs naam Zafnath Paaneah, en gaf hem Asnath, de dochter van Potifera, overste van On, tot een vrouw; en Jozef toog uit door het land van Egypte.
Genesis 41:56Als dan honger over het ganse land was, zo opende Jozef alles, waarin [iets] was, en verkocht aan de Egyptenaren; want de honger werd sterk in Egypteland.
Genesis 42:6Jozef nu was regent over dat land; hij verkocht aan al het volk des lands; en Jozefs broederen kwamen, en bogen zich voor hem, [met] de aangezichten ter aarde.
Genesis 42:21Toen zeiden zij de een tot den ander: Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens benauwdheid der ziele wij zagen, toen hij ons om genade bad; maar wij hoorden niet! daarom komt deze benauwdheid over ons.
Genesis 42:24Toen wendde hij zich om, van hen af, en weende; daarna keerde hij weder tot hen, en sprak tot hen, en nam Simeon van hen, en bond hem voor hun ogen.
Genesis 42:26En zij laadden hun koren op hun ezels, en togen van daar.
Genesis 42:36Toen zeide Jakob, hun vader, tot hen: Gij berooft mij van kinderen! Jozef is er niet, en Simeon is er niet; nu zult gij Benjamin wegnemen! al deze dingen zijn tegen mij!
Genesis 42:37Toen sprak Ruben tot zijn vader, zeggende: Dood twee mijner zonen, zo ik hem tot u niet wederbreng; geef hem in mijn hand, en ik zal hem weder tot u brengen!
Genesis 43:7En zij zeiden: Die man vraagde zeer nauw naar ons, en naar onze maagschap, zeggende: Leeft uw vader nog; hebt gij nog een broeder? Zo gaven wij het hem te kennen, volgens diezelfde woorden; hebben wij juist geweten, dat hij zeggen zou: Brengt uw broeder af?
Genesis 43:16Als Jozef Benjamin met hen zag, zo zeide hij tot dengene, die over zijn huis was: Breng deze mannen naar het huis toe, en slacht slachtvee, en maak [het] gereed; want deze mannen zullen te middag met mij eten.
Genesis 43:18Toen vreesden deze mannen, omdat zij in het huis van Jozef gebracht werden, en zeiden: Ter oorzake van het geld, dat in het begin in onze zakken wedergekeerd is, worden wij ingebracht, opdat hij ons overrompele en ons overvalle, en ons tot slaven neme, met onze ezelen.
Genesis 43:19Daarom naderden zij tot dien man, die over het huis van Jozef was, en zij spraken tot hem aan den deur van het huis.
Genesis 44:1En hij gebood dengene, die over zijn huis was, zeggende: Vul de zakken dezer mannen met spijze, naar dat zij zullen kunnen dragen, en leg ieders mans geld in den mond van zijn zak;
Genesis 44:4Zij zijn ter stad uitgegaan; zij waren niet verre gekomen, als Jozef tot dengene, die over zijn huis was, zeide: Maak u op, en jaag die mannen achterna; en als gij hen zult achterhaald hebben, zo zult gij tot hen zeggen: Waarom hebt gij kwaad voor goed vergolden?
Genesis 44:13Toen scheurden zij hun klederen; en ieder man laadde zijn ezel op, en zij keerden weder naar de stad.

Mede mogelijk dankzij