1 Samuel 2:26 | En de jongeling Samuel nam toe, en werd groot en aangenaam beide bij den HEERE en ook bij de mensen. |
1 Samuel 2:33 | Doch de man, dien Ik u niet zal uitroeien van Mijn altaar, zou zijn om uw ogen te verteren, en om uw ziel te bedroeven; en al de menigte uws huizes zal sterven, mannen geworden zijnde. |
1 Samuel 3:19 | Samuel nu werd groot; en de HEERE was met hem, en liet niet een van al Zijn woorden op de aarde vallen. |
1 Samuel 4:4 | Het volk dan zond naar Silo, en men bracht van daar de ark des verbonds des HEEREN der heirscharen, die tussen de cherubim woont; en de twee zonen van Eli, Hofni en Pinehas, waren daar met de ark des verbonds van God. |
1 Samuel 5:7 | Toen nu de mannen te Asdod zagen, dat het alzo [toeging], zo zeiden zij: Dat de ark des Gods van Israel bij ons niet blijve; want Zijn hand is hard over ons, en over Dagon, onzen god. |
1 Samuel 9:5 | Toen zij in het land van Zuf kwamen, zeide Saul tot zijn jongen, die bij hem was: Kom en laat ons wederkeren; dat niet misschien mijn vader van de ezelinnen aflate, en voor ons bekommerd zij. |
1 Samuel 9:19 | En Samuel antwoordde Saul en zeide: Ik ben de ziener; ga op voor mijn aangezicht op de hoogte, dat gijlieden heden met mij eet; zo zal ik u morgen vroeg laten gaan, en alles, wat in uw hart is, zal ik u te kennen geven. |
1 Samuel 9:23 | Toen zeide Samuel tot den kok: Lang dat stuk, hetwelk Ik u gegeven heb, waarvan ik tot u zeide: Zet het bij u weg. |
1 Samuel 9:24 | De kok nu bracht een schouder op, met wat daaraan was, en zette het voor Saul; en hij zeide: Zie, dit is het overgeblevene; zet het voor u, eet, want het is ter bestemder tijd voor u bewaard, als ik zeide: Ik heb het volk genodigd. Alzo at Saul met Samuel op dien dag. |
1 Samuel 9:25 | Daarna gingen zij af van de hoogte in de stad; en hij sprak met Saul op het dak. |
1 Samuel 10:2 | Als gij heden van mij gaat, zo zult gij twee mannen vinden bij het graf van Rachel, aan de landpale van Benjamin, te Zelzah; die zullen tot u zeggen: De ezelinnen zijn gevonden, die gij zijt gaan zoeken, en zie, uw vader heeft de zaken der ezelinnen verlaten, en hij is bekommerd voor ulieden, zeggende: Wat zal ik om mijn zoon doen? |
1 Samuel 10:6 | En de Geest des HEEREN zal vaardig worden over u, en gij zult met hen profeteren; en gij zult in een anderen man veranderd worden. |
1 Samuel 10:7 | En het zal geschieden, als u deze tekenen zullen komen, doe gij, wat uw hand vinden zal, want God zal met u zijn. |
1 Samuel 10:9 | Het geschiedde nu, toen hij zijn schouder keerde, om van Samuel te gaan, veranderde God hem het hart [in] een ander; en al die tekenen kwamen ten zelven dage. |
1 Samuel 10:11 | En het geschiedde, als een iegelijk, die hem van te voren gekend had, zag, dat hij, ziet, profeteerde met de profeten, zo zeide het volk, een ieder tot zijn metgezel: Wat is dit, dat den zoon van Kis geschied is? Is Saul ook onder de profeten? |
1 Samuel 10:26 | En Saul ging ook naar zijn huis te Gibea, en [van] het heir gingen met hem, welker hart God geroerd had. |
1 Samuel 12:24 | Vreest slechts den HEERE, en dient Hem trouwelijk met uw ganse hart; want ziet, hoe grote dingen Hij bij ulieden gedaan heeft! |
1 Samuel 13:2 | Toen verkoos zich Saul drie duizend [mannen] uit Israel; en er waren bij Saul twee duizend te Michmas en op het gebergte van Beth-el, en duizend waren er bij Jonathan te Gibea-benjamins; en het overige des volks liet hij gaan, een iegelijk naar zijn tent. |
1 Samuel 13:5 | En de Filistijnen werden verzameld om te strijden tegen Israel, dertig duizend wagens, en zes duizend ruiters, en volk in menigte als het zand, dat aan den oever der zee is; en zij togen op, en legerden zich te Michmas, tegen het oosten van Beth-aven. |
1 Samuel 13:15 | Toen maakte zich Samuel op, en hij ging op van Gilgal naar Gibea-benjamins; en Saul telde het volk, dat bij hem gevonden werd, omtrent zeshonderd man. |