H6440 פָּנִים
aangezicht, blik, verschijning, tegenwoordigheid, toorn, richting, doel,voorkant, voorzijde
Ezechiel 37:2 | En Hij deed mij bij dezelve voorbijgaan geheel rondom; en ziet, er waren zeer vele op den grond der vallei; en ziet, zij waren zeer dor. |
Ezechiel 38:2 | Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Gog, het land van Magog, den hoofdvorst van Mesech en Tubal; en profeteer tegen hem, |
Ezechiel 38:20 | Zodat van Mijn aangezicht beven zullen de vissen der zee, en het gevogelte des hemels, en het gedierte des velds, en al het kruipend gedierte, dat op het aardrijk kruipt, en alle mensen, die op den aardbodem zijn; en de bergen zullen nedergeworpen worden, en de steile plaatsen zullen nedervallen, en alle muren zullen ter aarde nedervallen. |
Ezechiel 39:5 | Op het open veld zult gij vallen; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 39:14 | Ook zullen zij mannen uitscheiden, die gestadig door het land doorgaan, [en] doodgravers met de doorgangers, [om te begraven] degenen, die op den aardbodem zijn overgelaten, om dien te reinigen; ten einde van zeven maanden zullen zij onderzoek doen. |
Ezechiel 39:23 | En de heidenen zullen weten, dat die van het huis Israels gevankelijk zijn weggevoerd om hun ongerechtigheid, omdat zij tegen Mij hadden overtreden, en dat Ik Mijn aangezicht voor hen verborgen heb, en heb ze overgegeven in de hand hunner wederpartijders, zodat zij altemaal door het zwaard gevallen zijn; |
Ezechiel 39:24 | Naar hun onreinigheid en naar hun overtredingen heb Ik met hen gehandeld, en Ik heb Mijn aangezicht voor hen verborgen. |
Ezechiel 39:29 | En Ik zal Mijn aangezicht voor hen niet meer verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis Israëls zal hebben uitgegoten, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 40:6 | Toen kwam hij tot de poort, welke zag den weg naar het oosten, en hij ging bij derzelver trappen op, en mat den dorpel der poort een riet de breedte, en den anderen dorpel een riet de breedte. |
Ezechiel 40:12 | En er was een ruim voor aan de kamertjes, van een el [van deze], en een ruim van een el van gene zijde; en [elk] kamertje zes ellen van deze, en zes ellen van gene zijde. |
Ezechiel 40:15 | En van het voorste deel der poort des ingangs, tot aan het voorste deel van het voorhuis van de binnenpoort, waren vijftig ellen. |
Ezechiel 40:19 | En hij mat de breedte, van het voorste deel der benedenste poort af, voor aan het binnenste voorhof, van buiten, honderd ellen, oostwaarts en noordwaarts. |
Ezechiel 40:20 | Aangaande de poort nu, die den weg naar het noorden zag, aan het buitenste voorhof, hij mat derzelver lengte en derzelver breedte. |
Ezechiel 40:22 | En haar vensters, en haar voorhuizen, en haar palmbomen, waren naar de maat der poort, die den weg naar het oosten zag; en men ging daarin op met zeven trappen, en haar voorhuizen waren voor aan dezelve. |
Ezechiel 40:26 | En haar opgangen waren van zeven trappen, en haar voorhuizen waren voor aan dezelve; en zij had palmbomen, een van deze, en een van gene zijde aan haar posten. |
Ezechiel 40:44 | En van buiten de binnenste poort waren de kameren der zangers, in het binnenste voorhof, dat aan de zijde van de noorderpoort was; en het voorste deel derzelve was den weg naar het zuiden; een was er aan de zijde van de oostpoort, ziende den weg naar het noorden. |
Ezechiel 40:45 | En hij sprak tot mij: Deze kamer, welker voorste deel den weg naar het zuiden is, is voor de priesteren, die de wacht des huizes waarnemen. |
Ezechiel 40:46 | Maar de kamer, welker voorste deel den weg naar het noorden is, is voor de priesteren, die de wacht des altaars waarnemen; dat zijn de kinderen van Zadok, die uit de kinderen van Levi tot den HEERE naderen, om Hem te dienen. |
Ezechiel 40:47 | En hij mat het voorhof: de lengte honderd ellen, en de breedte honderd ellen, vierkant; en het altaar was voor aan het huis. |
Ezechiel 41:4 | Ook mat hij de lengte daarvan, twintig ellen, en de breedte twintig ellen voor aan den tempel; en hij zeide tot mij: Dit is de heiligheid der heiligheden. |