H6605 פָּתַח
grave, loose, engrave, open, out, wide, put off,

Bijbelteksten

2 Kronieken 6:20Dat Uw ogen open zijn, dag en nacht, over dit huis, over de plaats, van dewelke Gij gezegd hebt, Uw Naam daar te zullen zetten; om te horen naar het gebed, hetwelk Uw knecht bidden zal in deze plaats.
2 Kronieken 6:40Nu, mijn God, laat toch Uw ogen open en Uw oren opmerkende zijn tot het gebed dezer plaats.
2 Kronieken 7:15Nu zullen Mijn ogen open zijn, en Mijn oren opmerkende op het gebed dezer plaats.
2 Kronieken 29:3Dezelve deed in het eerste jaar zijner regering, in de eerste maand, de deuren van het huis des HEEREN open, en beterde ze.
Nehemia 1:6Laat toch Uw oor opmerkende, en Uw ogen open zijn, om te horen naar het gebed Uws knechts, dat ik heden voor Uw aangezicht bid, dag en nacht, voor de kinderen Israels, Uw knechten; en ik doe belijdenis over de zonden der kinderen Israels, die wij tegen U gezondigd hebben; ook ik en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd.
Nehemia 6:5Toen zond Sanballat tot mij op dezelfde wijze, ten vijfden male, zijn jongen, met een open brief in zijn hand.
Nehemia 7:3En ik zeide tot hen: Laat de poorten van Jeruzalem niet geopend worden, totdat de zon heet wordt, en terwijl zij daarbij staan, laat hen de deuren sluiten, betast gij ze dan; en dat men wachten zette, inwoners van Jeruzalem, een iegelijk op zijn wacht, en een iegelijk tegenover zijn huis.
Nehemia 8:6En Ezra opende het boek voor de ogen des gansen volks, want hij was boven al het volk; en als hij het opende, stond al het volk.
Nehemia 13:19Het geschiedde nu, als de poorten van Jeruzalem schaduw gaven, voor den sabbat, dat ik bevel gaf, en de deuren werden gesloten; en ik beval, dat zij ze niet zouden opendoen tot na den sabbat; en ik stelde van mijn jongens aan de poorten, [opdat er] geen last zou inkomen op den sabbatdag.
Job 3:1Daarna opende Job zijn mond, en vervloekte zijn dag.
Job 11:5Maar gewisselijk, och, of God sprak, en Zijn lippen tegen u opende;
Job 12:14Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden.
Job 12:18Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden.
Job 29:19Mijn wortel was uitgebreid aan het water, en dauw vernachtte op mijn tak.
Job 30:11Want Hij heeft mijn zeel losgemaakt, en mij bedrukt; daarom hebben zij den breidel voor mijn aangezicht afgeworpen.
Job 31:32De vreemdeling overnachtte niet op de straat; mijn deuren opende ik naar den weg;
Job 32:19Ziet, mijn buik is als de wijn, [die] niet geopend is; gelijk nieuwe lederen zakken zou hij bersten.
Job 32:20Ik zal spreken, opdat ik voor mij lucht krijge; ik zal mijn lippen openen, en zal antwoorden.
Job 33:2Zie nu, ik heb mijn mond opengedaan; mijn tong spreekt onder mijn gehemelte.
Job 38:31Kunt gij de liefelijkheden van het Zevengesternte binden, of de strengen des Orions losmaken?

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs