H6921 קָדִים
oosten, oostwaards, wind (oosten), oosterwind

Bijbelteksten

Ezechiel 40:23De poort nu van het binnenste voorhof was tegenover de poort van het noorden en van het oosten; en hij mat van poort tot poort honderd ellen.
Ezechiel 40:32Daarna bracht hij mij tot het binnenste voorhof, den weg naar het oosten; en hij mat de poort, naar deze maten;
Ezechiel 40:44En van buiten de binnenste poort waren de kameren der zangers, in het binnenste voorhof, dat aan de zijde van de noorderpoort was; en het voorste deel derzelve was den weg naar het zuiden; een was er aan de zijde van de oostpoort, ziende den weg naar het noorden.
Ezechiel 41:14En de breedte van het voorste deel des huizes, en der afgesneden plaats tegen het oosten, honderd ellen.
Ezechiel 42:9Van onder deze kameren nu was de ingang van het oosten, als iemand tot dezelve ingaat, uit het buitenste voorhof.
Ezechiel 42:10Aan de breedte van den muur des voorhofs, den weg naar het oosten, voor aan de afgesneden plaats, en voor aan het gebouw, waren kameren.
Ezechiel 42:12En gelijk de deuren der kameren, die den weg naar het zuiden waren, was er een deur in het hoofd van den weg, den weg voor aan den rechten muur, den weg naar het oosten, als men daar ingaat.
Ezechiel 42:15Als hij nu de maten van het binnenste huis geeindigd had, zo bracht hij mij uit, den weg naar de poort, die den weg naar het oosten zag, en hij mat ze rondom henen.
Ezechiel 42:16Hij mat de oostzijde met het meetriet; vijfhonderd rieten, met het meetriet, rondom.
Ezechiel 43:1Toen leidde hij mij tot de poort, de poort, die den weg naar het oosten zag.
Ezechiel 43:2En ziet, de heerlijkheid des Gods van Israel kwam van den weg naar het oosten; en Zijn stem was als het geruis van vele wateren, en de aarde werd verlicht van Zijn heerlijkheid.
Ezechiel 43:4En de heerlijkheid des HEEREN kwam in het huis, [door] den weg der poort, die den weg naar het oosten zag.
Ezechiel 43:17En het afzetsel veertien [ellen] de lengte, met veertien [ellen] breedte, aan zijn vier zijden, en de rand rondom hetzelve, de helft ener el; en de boezem daaraan, een el rondom; en zijn trappen ziende naar het oosten.
Ezechiel 44:1Toen deed hij mij wederkeren den weg [naar] de poort van het buitenste heiligdom, die naar het oosten zag; en die was toegesloten.
Ezechiel 45:7De vorst nu zal [zijn deel] hebben van deze en van gene zijde des heiligen hefoffers en der bezitting der stad, voor aan het heilig hefoffer, en voor aan de bezitting der stad; van den westerhoek westwaarts, en van den oosterhoek oostwaarts; en de lengte zal zijn tegenover een der delen, van de westergrens tot de oostergrens toe.
Ezechiel 46:1Alzo zegt de Heere HEERE: De poort van het binnenste voorhof, die naar het oosten ziet; zal de zes werkdagen gesloten zijn; maar op den sabbatdag zal zij geopend worden; ook zal zij geopend worden op den dag van de nieuwe maan.
Ezechiel 46:12En als de vorst een vrijwillig offer zal doen, een brandoffer of dankofferen [tot] een vrijwillig offer den HEERE, zo zal men hem de poort openen, die naar het oosten ziet; en hij zal zijn brandoffer en zijn dankofferen doen, gelijk als hij zal gedaan hebben op den sabbatdag; en als hij [weder] uitgaat, zal men de poort sluiten, nadat hij uitgegaan zal zijn.
Ezechiel 47:1Daarna bracht hij mij weder tot de deur van het huis, en ziet, er vloten wateren uit, van onder den dorpel des huizes naar het oosten; want het voorste deel van het huis was [in] het oosten, en de wateren daalden af van onderen, uit de rechterzijde des huizes, van het zuiden des altaars.
Ezechiel 47:2En hij bracht mij uit [door] den weg van de noorderpoort, en voerde mij om [door] den weg van buiten, tot de buitenpoort, den weg, die naar het oosten ziet; en ziet, de wateren sprongen uit de rechterzijde.
Ezechiel 47:3Als [nu] die man [naar] het oosten uitging, zo was er een meetsnoer in zijn hand; en hij mat duizend ellen, en deed mij door de wateren doorgaan, [en] de wateren raakten tot aan de enkelen.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech