Job 29:3 | Toen Hij Zijn lamp deed schijnen over mijn hoofd, [en] ik bij Zijn licht de duisternis doorwandelde; |
Job 29:25 | Verkoos ik hun weg, zo zat ik bovenaan, en woonde als een koning onder de benden, als een, die treurigen vertroost. |
Job 40:26 | Zult gij zijn huid met haken vullen, of met een visserskrauwel zijn hoofd? |
Psalm 3:4 | Doch Gij, HEERE! zijt een Schild voor mij, mijn eer, en Die mijn hoofd opheft. |
Psalm 7:17 | Zijn moeite zal op zijn hoofd wederkeren, en zijn geweld op zijn schedel nederdalen. |
Psalm 18:44 | Gij hebt mij uitgeholpen van de twisten des volks; Gij hebt mij gesteld tot een hoofd der heidenen; het volk, [dat] ik niet kende, heeft mij gediend. |
Psalm 21:4 | Want Gij komt hem voor met zegeningen van het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn goud. |
Psalm 22:8 | Allen, die mij zien, bespotten mij; zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd, [zeggende:] |
Psalm 23:5 | Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende. |
Psalm 24:7 | Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga! |
Psalm 24:9 | Heft uw hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren! opdat de Koning der ere inga! |
Psalm 27:6 | Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijn vijanden, die rondom mij zijn, en ik zal in Zijn tent offeranden des geklanks offeren; ik zal zingen, ja, psalmzingen den HEERE. |
Psalm 38:5 | Want mijn ongerechtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden. |
Psalm 40:13 | Want kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten. |
Psalm 44:15 | Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken. |
Psalm 60:9 | Gilead is mijn, en Manasse is mijn, en Efraim is de sterkte mijns hoofds; Juda is mijn wetgever. |
Psalm 66:12 | Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing. |
Psalm 68:22 | Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden verslaan, den harigen schedel desgenen, die in zijn schulden wandelt. |
Psalm 69:5 | Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven. |
Psalm 72:16 | Is er een hand vol koren in het land op de hoogte der bergen, de vrucht daarvan zal ruisen als de Libanon; en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde. |