H7307 רוּחַ
wind, adem, geest

Bijbelteksten

Spreuken 25:28Een man, die zijn geest niet wederhouden kan, is een opengebrokene stad zonder muur.
Spreuken 27:16Elkeen, die haar verbergt, zou den wind verbergen, en de olie zijner rechterhand, [die] roept.
Spreuken 29:11Een zot laat zijn gansen geest uit, maar de wijze wederhoudt dien achterwaarts.
Spreuken 29:23De hoogmoed des mensen zal hem vernederen; maar de nederige van geest zal de eer vasthouden.
Spreuken 30:4Wie is ten hemel opgeklommen, en nedergedaald? Wie heeft den wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet?
Prediker 1:6Zij gaat naar het zuiden, en zij gaat om naar het noorden; de wind gaat steeds omgaande, en de wind keert weder tot zijn omgangen.
Prediker 1:14Ik zag al de werken aan, die onder de zon geschieden; en ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes.
Prediker 1:17En ik begaf mijn hart om wijsheid en wetenschap te weten, onzinnigheden en dwaasheid; ik ben gewaar geworden, dat ook dit een kwelling des geestes is.
Prediker 2:11Toen wendde ik mij tot al mijn werken, die mijn handen gemaakt hadden, en tot den arbeid, dien ik werkende gearbeid had; ziet, het was al ijdelheid en kwelling des geestes, en daarin was geen voordeel onder de zon.
Prediker 2:17Daarom haatte ik dit leven, want dit werk dacht mij kwaad, dat onder de zon geschiedt; want het is al ijdelheid en kwelling des geestes.
Prediker 2:26Want Hij geeft wijsheid, en wetenschap, en vreugde den mens, die goed is voor Zijn aangezicht; maar den zondaar geeft Hij bezigheid om te verzamelen en te vergaderen, opdat hij het geve dien, die goed is voor Gods aangezicht. Dit is ook ijdelheid en kwelling des geestes.
Prediker 3:19Want wat den kinderen der mensen wedervaart, dat wedervaart ook den beesten; en enerlei wedervaart hun [beiden]; gelijk die sterft, alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei adem, en de uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen zijn zij ijdelheid.
Prediker 3:21Wie merkt, dat de adem van de kinderen der mensen opvaart naar boven, en de adem der beesten nederwaarts vaart in de aarde?
Prediker 4:4Verder zag ik al den arbeid en alle geschikkelijkheid des werks, dat het den mens nijd van zijn naaste [aanbrengt]. Dat is ook ijdelheid en kwelling des geestes.
Prediker 4:6Een hand vol [met] rust is beter, dan beide de vuisten vol [met] arbeid en kwelling des geestes.
Prediker 4:16Er is geen einde van al het volk, van allen, die voor hen geweest zijn; de nakomelingen zullen zich ook over hem niet verblijden; gewisselijk, dat is ook ijdelheid en kwelling des geestes.
Prediker 5:15Daarom is dit ook een kwaad, dat krankheid aanbrengt; dat hij in alle manier, gelijk hij gekomen is, alzo heengaat; en wat voordeel is het hem, dat hij in den wind gearbeid heeft?
Prediker 6:9Beter is het aanzien der ogen, dan het wandelen der begeerlijkheid. Dit is ook ijdelheid en kwelling des geestes.
Prediker 7:8Het einde van een ding is beter dan zijn begin; de lankmoedige is beter dan de hoogmoedige.
Prediker 7:9Zijt niet haastig in uw geest om te toornen; want de toorn rust in den boezem der dwazen.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken