H7462 רָעָה
weiden, (laten) grazen

Bijbelteksten

Job 24:21De onvruchtbare, [die] niet baart, teert hij af, en aan de weduwe doet hij niets goeds.
Psalm 23:1Een psalm van David. De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken.
Psalm 28:9Verlos Uw volk, en zegen Uw erve, en weid hen, en verhef hen tot in eeuwigheid.
Psalm 37:3[Beth.] Vertrouw op den HEERE, en doe het goede; bewoon de aarde, en voed u [met] getrouwigheid.
Psalm 49:15Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, [elk] uit zijn woning.
Psalm 78:71Van achter de zogende [schapen] deed Hij hem komen, om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israel, Zijn erfenis.
Psalm 78:72Ook heeft hij hen geweid naar de oprechtheid zijns harten, en heeft hen geleid met een zeer verstandig beleid zijner handen.
Psalm 80:2O Herder Israels! neem ter ore, Die Jozef als schapen leiddet; Die tussen de cherubim zit, verschijn blinkende.
Psalm 80:14Het zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet, en het wild des velds heeft hem afgeweid.
Spreuken 10:21De lippen des rechtvaardigen voeden er velen; maar de dwazen sterven door gebrek van verstand.
Spreuken 13:20Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden.
Spreuken 15:14Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden.
Spreuken 22:24Vergezelschap u niet met een grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man;
Spreuken 28:7Die de wet bewaart, is een verstandig zoon; maar die der vraten metgezel is, beschaamt zijn vader.
Spreuken 29:3Een man, die de wijsheid bemint, verblijdt zijn vader; maar die een metgezel der hoeren is, brengt het goed door.
Prediker 12:11De woorden der wijzen zijn gelijk prikkelen, en gelijk nagelen, diep ingeslagen [van] de meesters der verzamelingen, [die] gegeven zijn van den enigen Herder.
Hooglied 1:7Zeg mij aan, [Gij], Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij [de kudde] legert in den middag; want waarom zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen?
Hooglied 1:8Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.
Hooglied 2:16Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn, Die weidt onder de lelien,
Hooglied 4:5Uw twee borsten zijn gelijk twee welpen, tweelingen van een ree, die onder de lelien weiden.

Mede mogelijk dankzij