Job 24:21 | De onvruchtbare, [die] niet baart, teert hij af, en aan de weduwe doet hij niets goeds. |
Psalm 23:1 | Een psalm van David. De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. |
Psalm 28:9 | Verlos Uw volk, en zegen Uw erve, en weid hen, en verhef hen tot in eeuwigheid. |
Psalm 37:3 | [Beth.] Vertrouw op den HEERE, en doe het goede; bewoon de aarde, en voed u [met] getrouwigheid. |
Psalm 49:15 | Men zet hen als schapen in het graf, de dood zal hen afweiden; en de oprechten zullen over hen heersen in dien morgenstond; en het graf zal hun gedaante verslijten, [elk] uit zijn woning. |
Psalm 78:71 | Van achter de zogende [schapen] deed Hij hem komen, om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israel, Zijn erfenis. |
Psalm 78:72 | Ook heeft hij hen geweid naar de oprechtheid zijns harten, en heeft hen geleid met een zeer verstandig beleid zijner handen. |
Psalm 80:2 | O Herder Israels! neem ter ore, Die Jozef als schapen leiddet; Die tussen de cherubim zit, verschijn blinkende. |
Psalm 80:14 | Het zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet, en het wild des velds heeft hem afgeweid. |
Spreuken 10:21 | De lippen des rechtvaardigen voeden er velen; maar de dwazen sterven door gebrek van verstand. |
Spreuken 13:20 | Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden. |
Spreuken 15:14 | Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden. |
Spreuken 22:24 | Vergezelschap u niet met een grammoedige, en ga niet om met een zeer grimmig man; |
Spreuken 28:7 | Die de wet bewaart, is een verstandig zoon; maar die der vraten metgezel is, beschaamt zijn vader. |
Spreuken 29:3 | Een man, die de wijsheid bemint, verblijdt zijn vader; maar die een metgezel der hoeren is, brengt het goed door. |
Prediker 12:11 | De woorden der wijzen zijn gelijk prikkelen, en gelijk nagelen, diep ingeslagen [van] de meesters der verzamelingen, [die] gegeven zijn van den enigen Herder. |
Hooglied 1:7 | Zeg mij aan, [Gij], Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij [de kudde] legert in den middag; want waarom zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen? |
Hooglied 1:8 | Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen. |
Hooglied 2:16 | Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn, Die weidt onder de lelien, |
Hooglied 4:5 | Uw twee borsten zijn gelijk twee welpen, tweelingen van een ree, die onder de lelien weiden. |