H7481 רָעַם
dreunen, donderen; vernederen

Bijbelteksten

1 Samuel 1:6En haar tegenpartijdige tergde haar ook met terging, om haar te vergrimmen, omdat de HEERE haar baarmoeder toegesloten had.
1 Samuel 2:10Die met den HEERE twisten, zullen verpletterd worden; Hij zal in den hemel over hen donderen; de HEERE zal de einden der aarde richten, en zal Zijn Koning sterkte geven, en den hoorn Zijns Gezalfden verhogen.
1 Samuel 7:10En het geschiedde, toen Samuel dat brandoffer offerde, zo kwamen de Filistijnen aan ten strijde tegen Israel; en de HEERE donderde te dien dage met een groten donder over de Filistijnen, en Hij verschrikte hen, zodat zij verslagen werden voor het aangezicht van Israel.
2 Samuel 22:14De HEERE donderde van den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem.
1 Kronieken 16:32Dat de zee bruise met haar volheid, dat het veld huppele van vreugde, met al wat daarin is.
Job 37:4Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden.
Job 37:5God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet.
Job 40:4Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?
Psalm 18:14En de HEERE donderde in den hemel, en de Allerhoogste gaf Zijn stem, hagel en vurige kolen.
Psalm 29:3De stem des HEEREN is op de wateren, de God der ere dondert; de HEERE is op de grote wateren.
Psalm 96:11Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde zich verheuge, dat de zee bruise met haar volheid.
Psalm 98:7De zee bruise met haar volheid, de wereld met degenen, die daarin wonen.
Ezechiel 27:35Alle inwoners der eilanden zijn over u ontzet, en hun koningen staan de haren te berge, zij zijn verbaasd van aangezicht.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken