H7651 שֶׁבַע
zeven

Bijbelteksten

Numeri 28:24Achtervolgens deze dingen zult gij des daags, zeven dagen lang, de spijze des vuuroffers bereiden tot een liefelijken reuk den HEERE; boven dat gedurig brandoffer zal het bereid worden, met zijn drankoffer.
Numeri 28:27Dan zult gij den HEERE een brandoffer ten liefelijken reuk offeren: twee jonge varren, een ram, zeven eenjarige lammeren;
Numeri 28:29Tot elk een tiende tot een lam, tot die zeven lammeren toe;
Numeri 29:2Dan zult gij een brandoffer, ten liefelijken reuk, den HEERE bereiden: een jongen var, een ram, zeven volkomen eenjarige lammeren;
Numeri 29:4En een tiende tot een lam, tot die zeven lammeren toe;
Numeri 29:8Maar gij zult brandoffer, ten liefelijken reuk, den HEERE offeren: een jongen var, een ram, zeven eenjarige lammeren; volkomen zullen zij u zijn;
Numeri 29:10Tot elk een tiende tot een lam, tot die zeven lammeren toe;
Numeri 29:12Insgelijks op den vijftienden dag dezer zevende maand, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen; maar zeven dagen zult gij den HEERE een feest vieren.
Numeri 29:32En op den zevenden dag: zeven varren, twee rammen, veertien volkomen eenjarige lammeren;
Numeri 29:36En gij zult een brandoffer ten vuuroffer offeren, [ten] liefelijken reuk den HEERE; een var, een ram, zeven volkomen eenjarige lammeren;
Numeri 31:19En gijlieden, legert u buiten het leger zeven dagen; een ieder, die een mens gedood, en een ieder, die een verslagene zult aangeroerd hebben, zult u op den derden dag en op den zevenden dag ontzondigen, gij en uw gevangenen.
Numeri 31:36En de helft, [te weten] het deel dergenen, die tot dezen krijg uitgetogen waren, was in getal driehonderd zeven en dertig duizend en vijfhonderd schapen.
Numeri 31:43(Het halve deel nu der vergadering was, uit de schapen, driehonderd zeven en dertig duizend en vijfhonderd;
Numeri 31:52En al het goud der heffing, dat zij den HEERE offerden, was zestien duizend zevenhonderd en vijftig sikkelen, van de hoofdlieden der duizenden, en van de hoofdlieden der honderden.
Deuteronomium 7:1Wanneer u de HEERE, uw God, zal gebracht hebben in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven; en Hij vele volken voor uw aangezicht zal hebben uitgeworpen, de Hethieten, en de Girgasieten, en de Amorieten, en de Kanaanieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten, zeven volken, die meerder en machtiger zijn dan gij;
Deuteronomium 15:1Ten einde van zeven jaren zult gij een vrijlating maken.
Deuteronomium 15:9Wacht u, dat in uw hart geen Belials-woord zij, om te zeggen: Het zevende jaar, het jaar der vrijlating, naakt; dat uw oog boos zij tegen uw broeder, die arm is, en dat gij hem niet geeft; en hij over u roepe tot den HEERE, en zonde in u zij.
Deuteronomium 16:3Gij zult niets gedesemds op hetzelve eten; zeven dagen zult gij ongezuurde [broden] op hetzelve eten, een brood der ellende (want in der haast zijt gij uit Egypteland uitgetogen); opdat gij gedenkt aan den dag van uw uittrekken uit Egypteland, al de dagen uws levens.
Deuteronomium 16:4Er zal bij u in zeven dagen geen zuurdeeg gezien worden in enige uwer landpalen; ook zal van het vlees, dat gij aan den avond van den eersten dag geslacht zult hebben, niets tot den morgen overnachten.
Deuteronomium 16:9Zeven weken zult gij u tellen; van dat men [met] de sikkel begint in het staande koren, zult gij de zeven weken beginnen te tellen.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech