H7843 שָׁחַת
destroy, mar, corrupters, corrupt, , destroyer

Bijbelteksten

1 Samuel 13:17En de verdervers gingen uit het leger der Filistijnen, in drie hopen; de ene hoop keerde zich op den weg naar Ofra, naar het land Sual;
1 Samuel 14:15En er was een beving in het leger, op het veld en onder het ganse volk; de bezetting en de verdervers beefden ook zelven; ja, het land werd beroerd, want het was een beving Gods.
1 Samuel 23:10En David zeide: HEERE, God van Israel! Uw knecht heeft zekerlijk gehoord, dat Saul zoekt naar Kehila te komen, en de stad te verderven om mijnentwil.
1 Samuel 26:9David daarentegen zeide tot Abisai: Verderf hem niet; want wie heeft zijn hand aan den gezalfde des HEEREN gelegd, en is onschuldig gebleven?
1 Samuel 26:15Toen zeide David tot Abner: Zijt gij niet een man, en wie is u gelijk in Israel? Waarom dan hebt gij over uw heer, den koning, geen wacht gehouden? Want daar is een van het volk gekomen, om den koning, uw heer, te verderven.
2 Samuel 1:14En David zeide tot hem: Hoe, hebt gij niet gevreesd uw hand uit te strekken, om den gezalfde des HEEREN te verderven.
2 Samuel 11:1En het geschiedde met de wederkomst van het jaar, ter tijde als de koningen uittrekken, dat David Joab, en zijn knechten met hem, en gans Israel henenzond, dat zij de kinderen Ammons verderven, en Rabba belegeren zouden. Doch David bleef te Jeruzalem.
2 Samuel 14:11En zij zeide: De koning gedenke toch aan den HEERE, uw God, dat de bloedwrekers niet te vele worden om te verderven, dat zij mijn zoon niet verdelgen. Toen zeide hij: [Zo waarachtig als] de HEERE leeft, indien er een van de haren uws zoons op de aarde zal vallen!
2 Samuel 20:15En zij kwamen en belegerden hem in Abel Beth-maacha, en zij wierpen een wal op tegen de stad, dat hij aan den buitenmuur stond; en al het volk, dat met Joab was, verdorven den muur, om dien neder te vellen.
2 Samuel 20:20Toen antwoordde Joab, en zeide: Het zij verre, het zij verre van mij, dat ik zou verslinden, en dat ik zou verderven.
2 Samuel 24:16Toen nu de engel zijn hand uitstrekte over Jeruzalem, om haar te verderven, berouwde het den HEERE over dat kwaad, en Hij zeide tot den engel, die het verderf onder het volk maakte: Het is genoeg, trek uw hand nu af. De engel des HEEREN nu was bij den dorsvloer van Arauna, den Jebusiet.
2 Koningen 8:19Doch de HEERE wilde Juda niet verderven, om Davids Zijns knechts wil; gelijk als Hij hem gezegd had, dat Hij hem te allen tijde voor zijn zonen een lamp zou geven.
2 Koningen 13:23Doch de HEERE was hun genadig, en ontfermde Zich hunner, en wendde Zich tot hen, om Zijns verbonds wil met Abraham, Izak en Jakob; en Hij wilde hen niet verderven, en heeft hen niet verworpen van Zijn aangezicht, tot nu toe.
2 Koningen 18:25Nu, ben ik zonder den HEERE opgetogen tegen deze plaats, om die te verderven? De HEERE heeft tot mij gezegd: Trek op tegen dat land, en verderf het.
2 Koningen 19:12Hebben de goden der volken, die mijn vaders verdorven hebben, dezelve gered, [als] Gozan, en Haran, en Rezef, en de kinderen van Eden, die in Telasser waren?
1 Kronieken 20:1Het geschiedde nu ten tijde van de wederkomst des jaars, ten tijde als de koningen uittrokken, zo voerde Joab de heirkracht, en hij verdierf het land der kinderen Ammons; en hij kwam, en belegerde Rabba; maar David bleef te Jeruzalem. En Joab sloeg Rabba, en verwoestte ze.
1 Kronieken 21:12Of drie jaren honger, of drie maanden verteerd te worden voor het aangezicht uwer wederpartij, en dat het zwaard uwer vijanden u achterhale; of drie dagen het zwaard des HEEREN, dat is, de pestilentie in het land, en een verdervenden engel des HEEREN in al de landpalen van Israel? Zo zie nu toe, wat antwoord ik Dien zal wedergeven, Die mij gezonden heeft.
1 Kronieken 21:15En God zond een engel naar Jeruzalem, om die te verderven; en als hij haar verdierf, zag het de HEERE, en het berouwde Hem over dat kwaad; en Hij zeide tot den verdervenden engel: Het is genoeg, trek nu uw hand af. De engel des HEEREN nu stond bij den dorsvloer van Ornan, den Jebusiet.
2 Kronieken 12:7Als nu de HEERE zag, dat zij zich verootmoedigden, geschiedde het woord des HEEREN tot Semaja, zeggende: Zij hebben zich verootmoedigd, Ik zal hen niet verderven; maar Ik zal hun in kort ontkoming geven, dat Mijn grimmigheid over Jeruzalem door de hand van Sisak niet zal uitgegoten worden.
2 Kronieken 12:12En als hij zich verootmoedigde, keerde de toorn des HEEREN van hem af, opdat Hij [hem] niet ten uiterste toe verdierf; ook waren in Juda nog goede dingen.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin